Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0126

Zaak C-126/14: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — „Sveda” UAB/Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos (Prejudiciële verwijzing — Btw — Richtlijn 2006/112/EG — Artikel 168 — Recht op aftrek — Aftrek van voorbelasting over de verwerving en de vervaardiging van investeringsgoederen — Recreatief ontdekkingspad dat rechtstreeks bestemd is voor gratis gebruik door het publiek — Gebruik van het recreatief ontdekkingspad als middel om belaste handelingen te verrichten)

PB C 414 van 14.12.2015, pp. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 414/3


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — „Sveda” UAB/Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos

(Zaak C-126/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Btw - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 168 - Recht op aftrek - Aftrek van voorbelasting over de verwerving en de vervaardiging van investeringsgoederen - Recreatief ontdekkingspad dat rechtstreeks bestemd is voor gratis gebruik door het publiek - Gebruik van het recreatief ontdekkingspad als middel om belaste handelingen te verrichten))

(2015/C 414/04)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:„Sveda” UAB

Verwerende partij: Valstybinė mokesčių inspekcija prie Lietuvos Respublikos finansų ministerijos

in tegenwoordigheid van: Klaipėdos apskrities valstybinė mokesčių inspekcija

Dictum

Artikel 168 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moet aldus worden uitgelegd dat het een belastingplichtige in omstandigheden als die in het hoofdgeding recht op aftrek verleent voor voorbelasting die is betaald voor de verwerving of de vervaardiging van investeringsgoederen met het oog op een voorgenomen economische activiteit in verband met plattelands- en recreatietoerisme, die in de eerste plaats rechtstreeks bestemd zijn voor gratis gebruik door het publiek en in de tweede plaats een middel kunnen zijn om belaste handelingen te verrichten, indien een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de uitgaven in verband met de verrichtingen in een eerder stadium en een of meer verrichtingen in een later stadium die recht op aftrek doen ontstaan of met de gehele economische activiteit van de belastingplichtige komt vast te staan. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie, dit laatste op basis van objectieve gegevens te verifiëren.


(1)  PB C 175 van 10.6.2014.


Top