Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TN0770

Zaak T-770/14: Beroep ingesteld op 21 november 2014 — Italië/Commissie

PB C 26 van 26.1.2015, pp. 39–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

26.1.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/39


Beroep ingesteld op 21 november 2014 — Italië/Commissie

(Zaak T-770/14)

(2015/C 026/50)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordigers: P. Gentili, avvocato dello Stato en G. Palmieri, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de nota van 11 september 2014 Ref Ares (2014) 2975571 nietig verklaren, waarbij de Europese Commissie de Italiaanse Republiek in kennis heeft gesteld van de ambtshalve verrichte doorhaling op 31 december 2013 van de middelen betreffende de EFRO-vastleggingen bedoeld in het programma voor grensoverschrijdende samenwerking Italië-Malta 2007-2013; en, ten gronde, verklaren dat de betrokken uitgaven voor betaling in aanmerking komen en de betrokken betalingsaanvragen ontvankelijk zijn.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: ontoereikende motivering in de zin van artikel 296, tweede alinea, VWEU

In dit verband wordt aangevoerd dat de Commissie, door in het bestreden besluit eenvoudigweg te stellen dat de vergissing die was vervat in de titel van het wijzigingsbesluit van 31 december 2012 geen invloed heeft gehad op de inhoud van dat besluit en op de uitvoering van het programma, het belang van de volgende omstandigheden over het hoofd gezien: (i) dat de door de Regio vastgestelde beslissingen over de uitgaven preventief aan de controle van de Rekenkamer moesten worden onderworpen; (ii) dat tussen de aankondiging van de wijziging en de uitvoering ervan vier maanden waren verstreken zonder dat daarvoor enige uitleg werd verstrekt; (iii) dat dit twijfel kon wekken dat de aan te brengen wijziging verder ging dan een loutere wijziging van de titel van het besluit van 31 december 2012, zoals was aangekondigd; en (iv) dat de Rekenkamer heeft bevestigd dat de Regio, die de vastleggingen pas heeft vastgesteld toen de wijziging officieel bekend was (op 28 maart 2013) correct heeft gehandeld, waardoor zij te kennen heeft gegeven dat een andere handelwijze incorrect zou zijn geweest.

2.

Tweede middel: schending van het beginsel van partnerschap bij het beheer van de structuurfondsen en van de beginselen van samenwerking tussen de lidstaten en de Europese instellingen en van het beginsel van eerbiediging van de constitutionele identiteit en structuur van de lidstaten

In dit verband wordt aangevoerd dat de Commissie heeft nagelaten samen te werken met de lidstaat teneinde die lidstaat in staat te stellen het operationele programma zo doeltreffend mogelijk en binnen de termijn uit te voeren. De Commissie heeft met name geen rekening gehouden met de procedurele verplichtingen van de interne controles, in het bijzonder die van de Rekenkamer, die de betrokken staat diende te ondergaan.

3.

Derde middel: schending van artikel 96, onder c), van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1260/1999

In dit verband wordt aangevoerd dat de situatie die in de onderhavige zaak is ontstaan, een geval van overmacht was, waardoor geen betalingsaanvraag met betrekking tot de projecten waarop het wijzigingsbesluit betrekking had, kon worden ingediend. De aanvankelijke vergissing die de Commissie bij de betekening van het bestreden besluit heeft begaan, de onmiddellijk daarop volgende belofte dat een spoedige rechtzetting zou volgen, die beperkt was tot de titel, en het stilzwijgen dat daar evenwel op volgde gedurende vier maanden en dat de indruk wekte dat er andere, meer wezenlijke vergissingen moesten worden rechtgezet, hebben het de nationale overheid aldus volledig onmogelijk gemaakt de procedure voor het beheer van de projecten te doorlopen tot aan het indienen van de betalingsaanvraag.

4.

Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel


Top