Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0385

Zaak C-385/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 11 juli 2016 door Sharif University of Technology tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 28 april 2016 in zaak T-52/15, Sharif University of Technology/Raad van de Europese Unie

PB C 335 van 12.9.2016, pp. 41–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 335/41


Hogere voorziening ingesteld op 11 juli 2016 door Sharif University of Technology tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 28 april 2016 in zaak T-52/15, Sharif University of Technology/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-385/16 P)

(2016/C 335/56)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Sharif University of Technology (vertegenwoordiger: M. Happold, barrister)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 28 april 2016 in zaak T-52/15, Sharif University of Technology/Raad van de Europese Unie;

toewijzing van rekwirantes vorderingen in eerste aanleg;

verwijzing van de Raad in rekwirantes kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante verzoekt het Hof van Justitie om vernietiging van het arrest van het Gerecht, nietigverklaring van de betrokken handelingen [de bijlagen bij besluit 2014/776/GBVB van de Raad (1) en bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2014 van de Raad (2), bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad (3) en bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (4) (zoals respectievelijk gewijzigd bij artikel 1 van besluit 2014/776/GBVB en artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2014)] voor zover rekwirante daarbij op de lijsten is geplaatst als een entiteit waarvoor beperkende maatregelen op grond van artikel 23, lid 2, van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad gelden, vergoeding van de schade die haar goede naam heeft geleden door de handelingen van de Raad, en verwijzing van de Raad in rekwirantes kosten van de procedure in eerste aanleg en in hogere voorziening.

Rekwirante voert twee middelen aan ter ondersteuning van haar betoog dat het Gerecht in zijn arrest blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en haar verzoek bij het Hof van Justitie om het arrest te vernietigen en zelf op de zaak te beslissen.

In de eerste plaats heeft het Gerecht ten onrechte niet erkend dat de Raad een wezenlijk procedureel vereiste niet is nagekomen en/of blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling bij de vaststelling van het besluit om Sharif University of Technology op de lijsten te plaatsen door niet op te treden als besluitvormer, zoals hij behoort te doen.

In de tweede plaats heeft het Gerecht een onjuiste uitlegging gegeven van het wettelijke criterium „steun” aan de regering van Iran in artikel 20, lid 1, onder c), van besluit 2010/413/GBVB van de Raad (zoals gewijzigd) en artikel 23, lid 2, onder d), van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 (zoals gewijzigd), op grond waarvan de Raad beperkende maatregelen tegen rekwirante heeft vastgesteld, zodat het ten onrechte heeft geoordeeld dat het door de Raad overgelegde bewijs rekwirantes plaatsing op de lijsten staafde.


(1)  Besluit 2014/776/GBVB van de Raad van 7 november 2014 tot wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB 2014, L 325, blz. 19).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2014 van de Raad van 7 november 2014 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB 2014, L 325, blz. 3).

(3)  Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB 2010, L 195, blz. 39).

(4)  Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB 2012, L 88, blz. 1).


Top