Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018TN0130

Zaak T-130/18: Beroep ingesteld op 27 februari 2018 — adidas International Trading e.a. / Commissie

PB C 152 van 30.4.2018, pp. 47–48 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 152/47


Beroep ingesteld op 27 februari 2018 — adidas International Trading e.a. / Commissie

(Zaak T-130/18)

(2018/C 152/57)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: adidas International Trading BV (Amsterdam, Nederland) en 27 andere verzoekende partijen (vertegenwoordigers: E. Vermulst en J. Cornelis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 van de Commissie van 4 december 2017 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door bepaalde producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China en Vietnam, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB 2017, L 319, blz. 30), nietig verklaren; en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters vijf middelen aan.

1.

Eerste middel: de Commissie was niet juridisch bevoegd om uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 (1) van de Commissie vast te stellen.

2.

Tweede middel: de heropening van de afgesloten procedure inzake schoeisel en de instelling met terugwerkende kracht, bij uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 van de Commissie, van het vervallen antidumpingrecht:

heeft geen rechtsgrondslag, is gebaseerd op een kennelijk onjuiste toepassing van artikel 266 VWEU en van verordening (EU) 2016/1036 (2), en is in strijd met artikel 9, lid 4, van verordening (EU) 2016/1036;

is in strijd met het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, met het rechtszekerheidsbeginsel en met het verbod van terugwerkende kracht, wat verzoeksters betreft; en

berust op een onjuiste toepassing van artikel 266 VWEU en op misbruik van bevoegdheid door de Commissie, en is in strijd met artikel 5, lid 4, VEU.

3.

Derde middel: het met terugwerkende kracht opleggen van het antidumpingrecht aan verzoeksters’ leveranciers, waardoor terugbetaling aan verzoeksters wordt belet, is in strijd met het non-discriminatiebeginsel.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft bij de beoordeling van de verzoeken om behandeling als markgerichte onderneming en om individuele behandeling van verzoeksters’ leveranciers misbruik gemaakt van haar bevoegdheid om met terugwerkende kracht een antidumpingrecht toe te passen, en zij heeft het non-discriminatiebeginsel geschonden.

5.

Vijfde middel: de beoordeling door de Commissie van de ondernemingen die zijn opgenomen in de bijlagen III en VI bij uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 van de Commissie en de afwijzing van de verzoeken om terugbetaling van antidumpingrechten betreffende invoer afkomstig van die ondernemingen, zijn gebaseerd op een kennelijk onjuiste beoordeling en een onjuiste toepassing van artikel 266 VWEU, en zijn in strijd met de zorgvuldigheidsplicht en de verplichting tot behoorlijk bestuur.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2232 van de Commissie van 4 december 2017 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald schoeisel met bovendeel van leder, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Vietnam en geproduceerd door bepaalde producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China en Vietnam, ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-659/13 en C-34/14 (PB 2017, L 319, blz. 30).

(2)  Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21).


Top