19.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 151/6 |
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 27 maart 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour administrative d’appel de Versailles — Frankrijk) — Le Rayon d’Or SARL/Ministre de l’Économie et des Finances
(Zaak C-151/13) (1)
((Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Btw - Werkingssfeer - Bepaling van maatstaf van heffing - Begrip „subsidie die rechtstreeks met de prijs verband houdt” - Betaling van forfait door nationale zorgverzekering aan instellingen voor huisvesting van afhankelijke ouderen))
2014/C 151/07
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour administrative d’appel de Versailles
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Le Rayon d’Or SARL
Verwerende partij: Ministre de l’Économie et des Finances
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Cour administrative d’appel de Versailles — Uitlegging van artikel 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1), overgenomen in artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belastingen over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) — Werkingssfeer van de btw — Subsidie die direct verband houdt met de prijs van zorg — Of het „zorgforfait” betaald door de ziekteverzekeringen aan de instellingen voor de huisvesting van afhankelijke ouderen daaronder valt
Dictum
Artikel 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, en artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat een forfaitaire betaling als het „zorgforfait” dat in het hoofdgeding aan de orde is, de tegenprestatie is voor de zorg die een instelling voor de huisvesting van afhankelijke ouderen onder bezwarende titel aan zijn bewoners verstrekt, die uit dien hoofde dus binnen de werkingssfeer van de belasting over de toegevoegde waarde valt.