ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 270

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

58e jaargang
17 augustus 2015


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2015/C 270/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2015/C 270/02

Gevoegde zaken C-226/13, C-245/13, C-247/13 en C-578/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Wiesbaden en het Landgericht Kiel — Duitsland) — Stefan Fahnenbrock (C-226/13), Holger Priestoph (C-245/13), Matteo Antonio Priestoph (C-245/13), Pia Antonia Priestoph (C-245/13), Rudolf Reznicek (C-247/13), Hans-Jürgen Kickler (C-578/13), Walther Wöhlk (C-578/13), Zahnärztekammer Schleswig-Holstein Versorgungswerk (C-578/13)/Hellenische Republik [Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken — Verordening (EG) nr. 1393/2007 — Artikel 1, lid 1 — Begrip burgerlijke of handelszaak — Aansprakelijkheid van de staat voor acta iure imperii]

2

2015/C 270/03

Zaak C-554/13: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Z. Zh./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/I. O. (Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Richtlijn 2008/115/EG — Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders — Artikel 7, lid 4 — Begrip gevaar voor de openbare orde — Voorwaarden waaronder de lidstaten kunnen afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek of een termijn kunnen toekennen die korter is dan zeven dagen)

3

2015/C 270/04

Zaak C-649/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de commerce de Versailles — Frankrijk) — Comité d’entreprise de Nortel Networks SA e.a./Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA en Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA/Alan Robert Bloom e.a. [Prejudiciële verwijzing — Verordening (EG) nr. 1346/2000 — Artikelen 2, onder g), 3, lid 2, en 27 — Verordening (EG) nr. 44/2001 — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Hoofdinsolventieprocedure — Secundaire insolventieprocedure — Bevoegdheidsconflict — Exclusieve of gedeelde bevoegdheid — Bepaling van het toepasselijke recht — Vaststelling van de goederen van de schuldenaar die onder de secundaire insolventieprocedure vallen — Lokalisatie van die goederen — Goederen die zich in een derde staat bevinden]

4

2015/C 270/05

Zaak C-686/13: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta förvaltningsdomstol — Zweden) — X AB/Skatteverket (Prejudiciële verwijzing — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Voor bedrijfsdoeleinden gehouden aandelen — Regeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen niet aftrekbaar — Overdracht door een ingezeten vennootschap van aandelen in een niet-ingezeten dochteronderneming — Waardeverlies als gevolg van een wisselkoersverlies)

5

2015/C 270/06

Zaak C-1/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof — België) — Base Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV, Mobistar NV/Ministerraad (Prejudiciële verwijzing — Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten — Richtlijn 2002/22/EG — Artikelen 4, 9, 13 en 32 — Universeledienstverplichtingen en sociale verplichtingen — Aanbieding van toegang op een vaste locatie en aanbieding van telefoondiensten — Betaalbaarheid van de tarieven — Bijzondere tariefopties — Financiering van universeledienstverplichtingen — Aanvullende verplichte diensten — Mobielecommunicatiediensten en/of internetabonnementen)

5

2015/C 270/07

Zaak C-29/14: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 — Europese Commissie/Republiek Polen (Niet-nakoming — Volksgezondheid — Richtlijn 2004/23/EG — Richtlijn 2006/17/EG — Richtlijn 2006/86/EG — Uitsluiting van geslachtscellen, foetale weefsels en embryonale weefsels van de werkingssfeer van een nationale regeling tot omzetting van die richtlijnen)

6

2015/C 270/08

Zaak C-51/14: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen — Duitsland) — Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG/Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung (Prejudiciële verwijzing — Landbouw — Gemeenschappelijke ordening van de markten — Suiker — Vergoeding van de opslagkosten — Verordening (EEG) nr. 1998/78 — Artikel 14, lid 3 — Verordening (EEG) nr. 2670/81 — Artikel 2, lid 2 — Vervanging bij uitvoer van C-suiker — Voorwaarden — Concrete verwisseling van de C-suiker met de vervangende suiker — Vervanging die enkel kan worden verricht met suiker die werd geproduceerd door een andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gevestigde fabrikant — Geldigheid daarvan ten aanzien van de artikelen 34 VWEU en 35 VWEU)

7

2015/C 270/09

Zaak C-52/14: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen — Duitsland) — Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG/Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung [Prejudiciële verwijzing — Bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie — Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Artikel 3, lid 1 — Verjaringstermijn — Dies a quo — Voortgezette onregelmatigheden — Stuiting van de verjaring — Voorwaarden — Bevoegde autoriteit — Betrokkene — Onderzoekshandeling of daad van vervolging van de onregelmatigheid — Termijn die het dubbele bedraagt van de verjaringstermijn]

8

2015/C 270/10

Zaak C-58/14: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Hauptzollamt Hannover/Amazon EU Sàrl [Prejudiciële verwijzing — Verordening (EEG) nr. 2658/87 — Douane-Unie en gemeenschappelijk douanetarief — Gecombineerde nomenclatuur — Post 8543 70 — Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 van de gecombineerde nomenclatuur — Postonderverdelingen 8543 70 10 en 8543 70 90 — Leestoestellen voor elektronische boeken met vertaal- of woordenboekfunctie]

9

2015/C 270/11

Zaak C-98/14: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Berlington Hungary Tanácsadó és Szolgáltató kft e.a./Magyar Állam (Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Kansspelen — Nationale belasting op de exploitatie van speelautomaten in speelzalen — Nationale wettelijke regeling waarbij de exploitatie van speelautomaten buiten casino’s wordt verboden — Beginsel van rechtszekerheid en vertrouwensbeginsel — Richtlijn 98/34/EG — Verplichting tot mededeling van ontwerpen van technische voorschriften aan de Commissie — Aansprakelijkheid van de lidstaat voor schade veroorzaakt door een met het Unierecht strijdige wettelijke regeling)

10

2015/C 270/12

Zaak C-100/14 P: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 juni 2015 — Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)/Europese Commissie [Hogere voorziening — Arbitragebeding — Overeenkomsten Cocoon en Dicoems, gesloten in het kader van het zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) — Onregelmatigheden — Niet subsidiabele uitgaven — Opzegging van overeenkomsten]

11

2015/C 270/13

Zaak C-256/14: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 11 juni 2015 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa — CAAD) — Portugal] — Lisboagás GDL, Sociedade Distribuidora de Gás Natural de Lisboa SA/Autoridade Tributária e Aduaneira [Prejudiciële verwijzing — Belasting over de toegevoegde waarde (btw) — Richtlijn 2006/112/EG — Artikelen 9, 73, 78, eerste alinea, onder a), en 79, eerste alinea, onder c) — Maatstaf van heffing — Bedrag van de door de concessiehouder van het gasdistributienet betaalde gemeenteheffingen voor het gebruik van de ondergrond opgenomen in de maatstaf van heffing voor de btw die van toepassing is op de door die onderneming aan het gasdistributiebedrijf geleverde dienst]

12

2015/C 270/14

Zaak C-272/14: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret — Denemarken) — Skatteministeriet/Baby Dan A/S (Prejudiciële verwijzing — Douane-Unie en gemeenschappelijk douanetarief — Gecombineerde nomenclatuur — Tariefindeling — Postonderverdelingen 7318 en 8302 — Speciaal ontworpen artikel voor de bevestiging van veiligheidshekken ter bescherming van kinderen)

13

2015/C 270/15

Zaak C-216/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 12 mei 2015 — Betriebsrat der Ruhrlandklinik gGmbH/Ruhrlandklinik gGmbH

13

2015/C 270/16

Zaak C-234/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — SC Doris Spedition SRL/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Galați

14

2015/C 270/17

Zaak C-235/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — Maria Bosneaga/Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

14

2015/C 270/18

Zaak C-236/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — Dinu Antoci/Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

15

2015/C 270/19

Zaak C-239/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 mei 2015 door RFA International, LP tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 17 maart 2015 in zaak T-466/12, RFA/Europese Commissie

15

2015/C 270/20

Zaak C-258/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco (Spanje) op 1 juni 2015 — Gorka Salaberria Sorondo/Academia Vasca de Policía y Emergencias

16

2015/C 270/21

Zaak C-261/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Vredegerecht te Ieper (België) op 1 juni 2015 — Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen NV tegen Gregory Demey

17

2015/C 270/22

Zaak C-274/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg

17

2015/C 270/23

Zaak C-286/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 12 juni 2015 — SIA Latvijas propāna gāze/Valsts ieņēmumu dienests

18

2015/C 270/24

Zaak C-299/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)

19

 

Gerecht

2015/C 270/25

Gevoegde zaken T-425/04 RENV en T-444/04 RENV: Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — Frankrijk/Commissie (Staatssteun — Financiële maatregelen ten gunste van France Télécom — Aanbod van een aandeelhoudersvoorschot — Publieke verklaringen van de Franse Staat — Beschikking waarbij de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard — Geen uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure — Rechten van de verdediging — Criterium van de voorzichtige particuliere investeerder — Normale marktvoorwaarden — Onjuiste rechtsopvattingen — Kennelijke beoordelingsfouten)

21

2015/C 270/26

Zaak T-404/10 RENV: Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — National Lottery Commission/BHIM — Mediatek Italia en De Gregorio (Afbeelding van een hand) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapsbeeldmerk dat een hand weergeeft — Artikel 53, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Bestaan van een door het nationale recht beschermd ouder auteursrecht — Bewijslast — Toepassing van het nationale recht door het BHIM]

22

2015/C 270/27

Zaak T-186/13, T-190/13 en T-193/13: Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — Nederland e.a./Commissie (Staatssteun — Verkoop van grond — Steun toegekend aan Schouten-de Jong Bouwfonds door een publiek-privaat partnerschap dat door de Gemeente Leidschendam-Voorburg is opgericht — Verlaging van de verkoopprijs van de grond en kwijtschelding met terugwerkende kracht van de grondexploitatiebijdrage en kwaliteitsbijdrage — Besluit waarbij steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast — Begrip steunmaatregel — Criterium van de particuliere investeerder — Beoordeling met inachtneming van alle relevante aspecten van de betrokken operatie en de context ervan)

22

2015/C 270/28

Zaak T-214/13: Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — Typke/Commissie [Toegang tot documenten — Verordening (EG) nr. 1049/2001 — Documenten betreffende vergelijkend onderzoek EPSO/AD/230-231/12 — Impliciete weigering van toegang — Weigering van toegang — In repliek ingediend verzoek tot aanpassing van de conclusies — Termijn — Intrekking van het impliciete besluit — Afdoening zonder beslissing — Begrip ‚document’ — Extractie en organisatie van in elektronische gegevensbanken opgeslagen informatie]

23

2015/C 270/29

Zaak T-489/13: Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — La Rioja Alta/BHIM — Aldi Einkauf (VIÑA ALBERDI) [Gemeenschapsmerk — Nietigheidsprocedure — Gemeenschapswoordmerk VIÑA ALBERDI — Ouder nationaal beeldmerk VILLA ALBERTI — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Geen co-existentie van merken — Verwarringsgevaar]

24

2015/C 270/30

Zaak T-657/13: Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — BH Stores/BHIM — Alex Toys (ALEX) [Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ALEX — Nationale woord- en beeldmerken ALEX — Relatieve weigeringsgrond — Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 — Ontvankelijkheid van het beroep bij de kamer van beroep — Motiveringsplicht — Artikel 75 van verordening nr. 207/2009 — Ontbreken van soortgelijkheid tussen de waren en de diensten die worden aangeduid door de conflicterende merken — Geen verwarringsgevaar]

24

2015/C 270/31

Zaak T-618/14: Arrest van het Gerecht van 29 juni 2015 — Grupo Bimbo/BHIM (vorm van een Mexicaanse tortilla) [Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor een driedimensionaal gemeenschapsmerk — Vorm van een Mexicaanse tortilla — Absolute weigeringsgrond — Geen onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009]

25

2015/C 270/32

Zaak T-355/11: Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2015 — Segovia Bonet/BHIM — IES (IES) (Gemeenschapsmerk — Oppositie — Intrekking van de oppositie — Afdoening zonder beslissing)

26

2015/C 270/33

Zaak T-573/14: Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2015 — Polyelectrolyte Producers Group en SNF/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Milieu — Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur — Producten van verwerkt papier — Verboden of beperkte stoffen en mengsels — Concentratiegrens van restmonomeren — Artikel 263, vierde alinea, VWEU — Geen rechtstreekse geraaktheid — Niet-ontvankelijkheid)

26

2015/C 270/34

Zaak T-274/15 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 16 juni 2015 — Alcogroup en Alcodis/Commissie (Kort geding — Mededinging — Markt van bio-ethanol en van ethanol — Bestuurlijke procedure — Bevel om zich aan een inspectie te onderwerpen — Weigering om de onderzoeksmaatregelen op te schorten — Verzoek om voorlopige maatregelen — Niet-ontvankelijkheid)

27

2015/C 270/35

Zaak T-208/15: Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Universiteit Antwerpen/REA

28

2015/C 270/36

Zaak T-210/15: Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Deutsche Telekom/Commissie

28

2015/C 270/37

Zaak T-234/15: Beroep ingesteld op 9 mei 2015 — Systema Teknolotzis kai Pliroforikis/Commissie

30

2015/C 270/38

Zaak T-279/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Luchtbanden voor autowielen)

31

2015/C 270/39

Zaak T-280/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Loopvlak)

32

2015/C 270/40

Zaak T-281/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Luchtbanden voor autowielen)

32

2015/C 270/41

Zaak T-282/15: Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Loopvlak)

33

2015/C 270/42

Zaak T-301/15: Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Jochen Schweizer/BHIM (Du bist, was du erlebst.)

34

2015/C 270/43

Zaak T-305/15: Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — Airdata/Commissie

34

2015/C 270/44

Zaak T-307/15: Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — 1&1 Telecom/Commissie

35

2015/C 270/45

Zaak T-308/15: Beroep ingesteld op 3 juni 2015 — Reisenthel/BHIM (keep it easy)

36

2015/C 270/46

Zaak T-309/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 juni 2015 door CW tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 maart 2015 in zaak F-124/13, CW/Parlement

37

2015/C 270/47

Zaak T-312/15: Beroep ingesteld op 9 juni 2015 — Market Watch/BHIM — Glaxo Group (MITOCHRON)

37

2015/C 270/48

Zaak T-324/15: Beroep ingesteld op 23 juni 2015 — Volkswagen/BHIM — Bagpax Cargo Systems (BAG PAX)

38

2015/C 270/49

Zaak T-344/15: Beroep ingesteld op 1 juli 2015 — Frankrijk/Commissie

39

2015/C 270/50

Zaak T-347/15: Beroep ingesteld op 18 juni 2015 — Uganda Commercial Impex/Raad

40

2015/C 270/51

Zaak T-350/15: Beroep ingesteld op 30 juni 2015 — Perry Ellis International Group/BHIM — CG (P)

41

2015/C 270/52

Zaak T-51/13: Beschikking van het Gerecht van 29 juni 2015 — Evropaïki Dynamiki/EIB

42

2015/C 270/53

Zaak T-134/14: Beschikking van het Gerecht van 8 juni 2015 — Duitsland/Commissie

42

2015/C 270/54

Zaak T-311/14: Beschikking van het Gerecht van 25 juni 2015 — Seca Benelux e.a./Parlement

42

2015/C 270/55

Zaak T-820/14: Beschikking van het Gerecht van 19 juni 2015 — Delta Group agroalimentare/Commissie

42

2015/C 270/56

Zaak T-821/14: Beschikking van het Gerecht van 19 juni 2015 — Pollo Delta di Scabin Giancarlo e C./Commissie

42

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2015/C 270/57

Zaak F-34/14: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 8 juli 2015 — DP/ACER (Openbare dienst — Personeel van ACER — Arbeidscontractant — Niet-verlenging van een overeenkomst — Beroep tot nietigverklaring — Ontvankelijkheid van het beroep — Exceptie van onwettigheid van artikel 6, lid 2, van de AUB van ACER gelet op artikel 85, lid 1, RAP — Beroep tot schadevergoeding — Opzeggingstermijn — Immateriële schade — Schadevergoeding)

43

2015/C 270/58

Zaak F-53/14: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 7 juli 2015 — WR (*1) /Commissie (Openbare dienst — Bezoldiging — Gezinstoelagen — Toelage voor een kind ten laste — Artikel 2, lid 4, van bijlage VII bij het Statuut — Met een kind ten laste gelijkgesteld persoon — Persoon ten aanzien van wie de ambtenaar een wettelijke onderhoudsplicht heeft welke hem zware lasten oplegt — Voorwaarden voor toekenning — Intrekking van de toelage — Terugvordering van het onverschuldigd betaalde op grond van artikel 85 van het Statuut)

43

2015/C 270/59

Zaak F-142/14: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 9 juli 2015 — De Almeida Pereira/Eurojust (Openbare dienst — Personeel van Eurojust — Tijdelijk functionaris — Kennisgeving van vacature — Selectieprocedure van kandidaten — Onderzoek van de sollicitaties door een selectiecomité — Toelating tot de volgende fase van de selectieprocedure — Voorwaarde — Beoordeling van de selectiecriteria — Vereiste minimum aantal punten — Afwijzing van sollicitatie — Beroep kennelijk rechtens ongegrond — Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering)

44

2015/C 270/60

Zaak F-75/14: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2015 — Vecchio/Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL

45

2015/C 270/61

Zaak F-29/15: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2015 — Vecchio/Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL

45


 


NL

 

Op grond van de bescherming van persoonsgegevens kan bepaalde in deze uitgave verschenen informatie niet langer openbaar worden gemaakt. Derhalve werd een nieuwe authentieke versie gepubliceerd.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2015/C 270/01)

Laatste publicatie

PB C 262 van 10.8.2015

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 254 van 3.8.2015

PB C 245 van 27.7.2015

PB C 236 van 20.7.2015

PB C 228 van 13.7.2015

PB C 221 van 6.7.2015

PB C 213 van 29.6.2015

Deze teksten zijn beschikbaar in

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Wiesbaden en het Landgericht Kiel — Duitsland) — Stefan Fahnenbrock (C-226/13), Holger Priestoph (C-245/13), Matteo Antonio Priestoph (C-245/13), Pia Antonia Priestoph (C-245/13), Rudolf Reznicek (C-247/13), Hans-Jürgen Kickler (C-578/13), Walther Wöhlk (C-578/13), Zahnärztekammer Schleswig-Holstein Versorgungswerk (C-578/13)/Hellenische Republik

(Gevoegde zaken C-226/13, C-245/13, C-247/13 en C-578/13) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken - Verordening (EG) nr. 1393/2007 - Artikel 1, lid 1 - Begrip „burgerlijke of handelszaak” - Aansprakelijkheid van de staat voor „acta iure imperii”])

(2015/C 270/02)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechters

Landgericht Wiesbaden, Landgericht Kiel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Stefan Fahnenbrock (C-226/13), Holger Priestoph (C-245/13), Matteo Antonio Priestoph (C-245/13), Pia Antonia Priestoph (C-245/13), Rudolf Reznicek (C-247/13), Hans-Jürgen Kickler (C-578/13), Walther Wöhlk (C-578/13), Zahnärztekammer Schleswig-Holstein Versorgungswerk (C-578/13)

Verwerende partij: Hellenische Republik

Dictum

Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat rechtsvorderingen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die door particuliere houders van staatsobligaties zijn ingesteld tegen de uitgevende staat en strekken tot verkrijging van een vergoeding wegens het niet eerbiedigen van bezits- en eigendomsrechten, tot nakoming van de vervallen oorspronkelijke obligaties, en tot verkrijging van een schadevergoeding, binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, voor zover niet blijkt dat zij duidelijk geen burgerlijke of handelszaken zijn.


(1)  PB C 215 van 27.7.2013.

PB C 24 van 25.1.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/3


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Z. Zh./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie/I. O.

(Zaak C-554/13) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Richtlijn 2008/115/EG - Terugkeer van illegaal verblijvende derdelanders - Artikel 7, lid 4 - Begrip „gevaar voor de openbare orde” - Voorwaarden waaronder de lidstaten kunnen afzien van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek of een termijn kunnen toekennen die korter is dan zeven dagen))

(2015/C 270/03)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Z. Zh., Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Verwerende partijen: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, I. O.

Dictum

1)

Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale praktijk volgens welke een illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende derdelander wordt geacht een gevaar voor de openbare orde te vormen in de zin van die bepaling, louter omdat hij wordt verdacht van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld.

2)

Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet in die zin worden uitgelegd dat in het geval van een illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende derdelander die wordt verdacht van het plegen van een naar nationaal recht als misdrijf strafbaar gesteld feit of daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld, andere gegevens, zoals de aard en de ernst van dat feit, het tijdsverloop sinds dat feit werd gepleegd en de omstandigheid dat die derdelander het grondgebied van die lidstaat aan het verlaten was toen hij door de nationale autoriteiten werd aangehouden, van belang kunnen zijn bij de beoordeling of die derdelander een gevaar voor de openbare orde vormt in de zin van die bepaling. In het kader van die beoordeling is in voorkomend geval tevens elk gegeven relevant dat betrekking heeft op de gegrondheid van de verdenking van het aan de betrokken derdelander verweten misdrijf.

3)

Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2008/115 moet in die zin worden uitgelegd dat voor gebruikmaking van de bij deze bepaling geboden mogelijkheid om geen termijn voor vrijwillig vertrek toe te kennen wanneer de derdelander een gevaar voor de openbare orde vormt, de gegevens die reeds zijn onderzocht om vast te stellen dat dit gevaar bestaat, niet opnieuw hoeven te worden onderzocht. Elke regeling of praktijk van de lidstaat ter zake moet echter waarborgen dat per geval wordt nagegaan of het niet toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek verenigbaar is met de grondrechten van die derdelander.


(1)  PB C 9 van 11.1.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/4


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de commerce de Versailles — Frankrijk) — Comité d’entreprise de Nortel Networks SA e.a./Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA en Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA/Alan Robert Bloom e.a.

(Zaak C-649/13) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Verordening (EG) nr. 1346/2000 - Artikelen 2, onder g), 3, lid 2, en 27 - Verordening (EG) nr. 44/2001 - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Hoofdinsolventieprocedure - Secundaire insolventieprocedure - Bevoegdheidsconflict - Exclusieve of gedeelde bevoegdheid - Bepaling van het toepasselijke recht - Vaststelling van de goederen van de schuldenaar die onder de secundaire insolventieprocedure vallen - Lokalisatie van die goederen - Goederen die zich in een derde staat bevinden])

(2015/C 270/04)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de commerce de Versailles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Comité d’entreprise de Nortel Networks SA e.a., Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA

Verwerende partijen: Cosme Rogeau, in zijn hoedanigheid van curator van de secundaire insolventieprocedure van Nortel Networks SA, Alan Robert Bloom, Alan Michael Hudson, Stephen John Harris, Christopher John Wilkinson Hill

Dictum

De artikelen 3, lid 2, en 27 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures moeten aldus worden uitgelegd dat de rechters van de lidstaat waar een secundaire insolventieprocedure is geopend, samen met de rechters van de lidstaat waar de hoofdprocedure is geopend, bevoegd zijn om vast te stellen ten aanzien van welke goederen van de schuldenaar de gevolgen van die secundaire procedure gelden.

Overeenkomstig artikel 2, onder g), van verordening nr. 1346/2000 moet worden vastgesteld ten aanzien van welke goederen van de schuldenaar de gevolgen van een secundaire insolventieprocedure gelden.


(1)  PB C 39 van 8.2.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/5


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta förvaltningsdomstol — Zweden) — X AB/Skatteverket

(Zaak C-686/13) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Belastingwetgeving - Vennootschapsbelasting - Voor bedrijfsdoeleinden gehouden aandelen - Regeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen niet aftrekbaar - Overdracht door een ingezeten vennootschap van aandelen in een niet-ingezeten dochteronderneming - Waardeverlies als gevolg van een wisselkoersverlies))

(2015/C 270/05)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Högsta förvaltningsdomstolen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: X AB

Verwerende partij: Skatteverket

Dictum

Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een belastingregeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden op voor bedrijfsdoeleinden gehouden aandelen in beginsel van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen op deze deelnemingen niet aftrekbaar zijn, ook al zijn deze waardeverliezen het gevolg van een wisselkoersverlies.


(1)  PB C 71 van 8.3.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/5


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof — België) — Base Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV, Mobistar NV/Ministerraad

(Zaak C-1/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten - Richtlijn 2002/22/EG - Artikelen 4, 9, 13 en 32 - Universeledienstverplichtingen en sociale verplichtingen - Aanbieding van toegang op een vaste locatie en aanbieding van telefoondiensten - Betaalbaarheid van de tarieven - Bijzondere tariefopties - Financiering van universeledienstverplichtingen - Aanvullende verplichte diensten - Mobielecommunicatiediensten en/of internetabonnementen))

(2015/C 270/06)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Grondwettelijk Hof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Base Company NV, voorheen KPN Group Belgium NV, Mobistar NV

Verwerende partij: Ministerraad

in tegenwoordigheid van: Belgacom NV

Dictum

Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de bijzondere tarieven en de financieringsregeling waarin respectievelijk de artikelen 9 en 13, lid 1, onder b), van deze richtlijn voorzien, van toepassing zijn op internetabonnementsdiensten die een internetaansluiting op een vaste locatie vereisen, maar niet op mobielecommunicatiediensten, daaronder begrepen abonnementsdiensten voor mobiel internet. Indien laatstgenoemde diensten op het nationale grondgebied algemeen beschikbaar worden gesteld als „aanvullende verplichte diensten” in de zin van artikel 32 van richtlijn 2002/22, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, mag de financiering ervan in het kader van het nationale recht niet worden verzekerd door middel van een mechanisme waaraan specifieke ondernemingen moeten deelnemen.


(1)  PB C 102 van 7.4.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 juni 2015 — Europese Commissie/Republiek Polen

(Zaak C-29/14) (1)

((Niet-nakoming - Volksgezondheid - Richtlijn 2004/23/EG - Richtlijn 2006/17/EG - Richtlijn 2006/86/EG - Uitsluiting van geslachtscellen, foetale weefsels en embryonale weefsels van de werkingssfeer van een nationale regeling tot omzetting van die richtlijnen))

(2015/C 270/07)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Gheorghiu en M. Owsiany-Hornung, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Dictum

1)

Door geslachtscellen en foetale en embryonale weefsels niet binnen de werkingssfeer te laten vallen van de nationaalrechtelijke bepalingen die uitvoering geven aan richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het doneren, verkrijgen, testen, bewerken, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen, richtlijn 2006/17/EG van de Commissie van 8 februari 2006 ter uitvoering van richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde technische voorschriften voor het doneren, verkrijgen en testen van menselijke weefsels en cellen, en richtlijn 2006/86/EG van de Commissie van 24 oktober 2006 ter uitvoering van richtlijn 2004/23/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheidsvereisten, de melding van ernstige bijwerkingen en ernstige ongewenste voorvallen en bepaalde technische voorschriften voor het coderen, bewerken, preserveren, bewaren en distribueren van menselijke weefsels en cellen, is de Republiek Polen de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 31 van verordening 2004/23, de artikelen 3, onder b), 4, lid 2, en 7 van richtlijn 2006/17, bijlage III bij deze laatste richtlijn, en artikel 11 van richtlijn 2006/86.

2)

De Republiek Polen wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 85 van 22.3.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/7


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen — Duitsland) — Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG/Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

(Zaak C-51/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Landbouw - Gemeenschappelijke ordening van de markten - Suiker - Vergoeding van de opslagkosten - Verordening (EEG) nr. 1998/78 - Artikel 14, lid 3 - Verordening (EEG) nr. 2670/81 - Artikel 2, lid 2 - Vervanging bij uitvoer van C-suiker - Voorwaarden - Concrete verwisseling van de C-suiker met de vervangende suiker - Vervanging die enkel kan worden verricht met suiker die werd geproduceerd door een andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gevestigde fabrikant - Geldigheid daarvan ten aanzien van de artikelen 34 VWEU en 35 VWEU))

(2015/C 270/08)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG

Verwerende partij: Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

Dictum

1)

Artikel 14, lid 3, van verordening (EEG) nr. 1998/78 van de Commissie van 18 augustus 1978 houdende vaststelling van de wijze van toepassing van de vereveningsregeling voor opslagkosten in de sector suiker, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 1714/88 van de Commissie van 13 juni 1988, en artikel 2, lid 2, tweede alinea, van verordening (EEG) nr. 2670/81 van de Commissie van 14 september 1981 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de productie buiten de quota in de sector suiker, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3892/88 van de Commissie van 14 december 1988, moeten, in hun onderlinge samenhang gelezen, aldus worden uitgelegd dat met betrekking tot een situatie zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, waarin een fabrikant bij uitvoer een hoeveelheid C-suiker wenst te vervangen door eenzelfde hoeveelheid quotumsuiker die door een andere fabrikant is geproduceerd, in het kader van de vergoeding van de opslagkosten ook rekening dient te worden gehouden met de voorwaarden die in laatstgenoemde bepaling zijn opgenomen. Tot deze voorwaarden behoort inzonderheid het vereiste dat de vervangende suiker werd geproduceerd door een andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gevestigde fabrikant. Bij het onderzoek van de gestelde vragen zijn geen gegevens gebleken die afbreuk kunnen doen aan de geldigheid van die bepaling.

2)

Artikel 14, lid 3, van verordening nr. 1998/78 en artikel 2, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 2670/81 moeten aldus worden uitgelegd dat deze bepalingen voor de regelmatigheid van een verrichting strekkende tot de vervanging bij uitvoer van C-suiker niet als voorwaarde stellen dat de oorspronkelijke hoeveelheid C-suiker en de hoeveelheid vervangende suiker door de fabrikant concreet met elkaar worden verwisseld.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/8


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen — Duitsland) — Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG/Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

(Zaak C-52/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie - Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 - Artikel 3, lid 1 - Verjaringstermijn - Dies a quo - Voortgezette onregelmatigheden - Stuiting van de verjaring - Voorwaarden - Bevoegde autoriteit - Betrokkene - Onderzoekshandeling of daad van vervolging van de onregelmatigheid - Termijn die het dubbele bedraagt van de verjaringstermijn])

(2015/C 270/09)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberverwaltungsgericht für das Land Nordrhein-Westfalen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG

Verwerende partij: Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, derde alinea, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen moet aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „bevoegde autoriteit” in de zin van deze bepaling moet worden verstaan de autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is om onderzoekshandelingen of daden van vervolging met betrekking tot de betrokken onregelmatigheden te stellen, waarbij deze autoriteit een andere autoriteit kan zijn dan die welke de ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie wederrechtelijk geïnde bedragen toekent of terugvordert.

2)

Artikel 3, lid 1, derde alinea, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat onderzoekshandelingen of daden van vervolging van een onregelmatigheid de „betrokkene” ter kennis zijn gebracht in de zin van deze bepaling, wanneer uit een geheel van feitelijke gegevens kan worden afgeleid dat deze onderzoekshandelingen of daden van vervolging daadwerkelijk ter kennis zijn gebracht van de betrokkene. Met betrekking tot een rechtspersoon is aan deze voorwaarde voldaan wanneer de handeling in kwestie daadwerkelijk ter kennis is gebracht van een persoon wiens gedragingen volgens het nationale recht aan die rechtspersoon kunnen worden toegerekend, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren.

3)

Artikel 3, lid 1, derde alinea, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat een handeling voldoende nauwkeurig de verrichtingen moet omschrijven waarop de verdenkingen van onregelmatigheden betrekking hebben om als „een onderzoekshandeling of een daad van vervolging” in de zin van deze bepaling te kunnen worden aangemerkt. Dit nauwkeurigheidsvereiste verlangt evenwel niet dat die handeling vermeldt dat mogelijkerwijs een sanctie of een bijzondere administratieve maatregel zal worden opgelegd. Het staat aan de verwijzende rechter om te verifiëren of het verslag dat aan de orde is in het hoofdgeding voldoet aan deze voorwaarde.

4)

Artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat met betrekking tot de nauwe samenhang in de tijd die tussen de onregelmatigheden moet bestaan om een „voortgezette onregelmatigheid” in de zin van deze bepaling te kunnen opleveren, enkel is vereist dat tussen elke onregelmatigheid en de vorige onregelmatigheid minder tijd is verstreken dan de duur van de in de eerste alinea van dat lid vastgestelde verjaringstermijn bedraagt. Onregelmatigheden zoals die welke aan de orde zijn in het hoofdgeding, betreffende de berekening van de hoeveelheden door de fabrikant opgeslagen suiker, die in de loop van verschillende verkoopseizoenen hebben plaatsgevonden en die tot onjuiste aangiften van de betrokken hoeveelheden door die fabrikant hebben geleid, waardoor onverschuldigde bedragen als vergoeding van de opslagkosten zijn betaald, vormen in beginsel een „voortgezette onregelmatigheid” in de zin van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2988/95, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren.

5)

Artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat de kwalificatie van een geheel van onregelmatigheden als „voortdurende of voortgezette onregelmatigheid” in de zin van deze bepaling, niet is uitgesloten ingeval de bevoegde autoriteiten de betrokkene niet regelmatig en grondig hebben gecontroleerd.

6)

Artikel 3, lid 1, vierde alinea, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat de in deze alinea vastgestelde termijn in geval van een voortdurende of voortgezette onregelmatigheid ingaat op de dag waarop deze onregelmatigheid is beëindigd, ongeacht de datum waarop het nationale bestuur kennis heeft verkregen van die onregelmatigheid.

7)

Artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat de door de bevoegde autoriteit gestelde onderzoekshandelingen of daden van vervolging die overeenkomstig de derde alinea van dat lid de betrokkene ter kennis zijn gebracht, er niet toe leiden dat de termijn die in de vierde alinea van datzelfde lid is vastgesteld, wordt gestuit.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/9


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Hauptzollamt Hannover/Amazon EU Sàrl

(Zaak C-58/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Verordening (EEG) nr. 2658/87 - Douane-Unie en gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Post 8543 70 - Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 van de gecombineerde nomenclatuur - Postonderverdelingen 8543 70 10 en 8543 70 90 - Leestoestellen voor elektronische boeken met vertaal- of woordenboekfunctie])

(2015/C 270/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hauptzollamt Hannover

Verwerende partij: Amazon EU Sàrl

Dictum

De gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 861/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010, moet aldus worden uitgelegd dat een leestoestel voor elektronische boeken met een vertaal- of woordenboekfunctie, wanneer deze functie niet de hoofdfunctie ervan is, hetgeen ter verificatie door de verwijzende rechter staat, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 8543 70 90 en niet onder postonderverdeling 8543 70 10.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/10


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék — Hongarije) — Berlington Hungary Tanácsadó és Szolgáltató kft e.a./Magyar Állam

(Zaak C-98/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Vrij verrichten van diensten - Kansspelen - Nationale belasting op de exploitatie van speelautomaten in speelzalen - Nationale wettelijke regeling waarbij de exploitatie van speelautomaten buiten casino’s wordt verboden - Beginsel van rechtszekerheid en vertrouwensbeginsel - Richtlijn 98/34/EG - Verplichting tot mededeling van ontwerpen van technische voorschriften aan de Commissie - Aansprakelijkheid van de lidstaat voor schade veroorzaakt door een met het Unierecht strijdige wettelijke regeling))

(2015/C 270/11)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Berlington Hungary Tanácsadó és Szolgáltató kft, Lixus Szerencsejáték Szervező kft, Lixus Projekt Szerencsejáték Szervező kft, Lixus Invest Szerencsejáték Szervező kft, Megapolis Terminal Szolgáltató kft

Verwerende partij: Magyar Állam

Dictum

1)

Een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, waarbij zonder overgangsperiode een forfaitaire belasting op de exploitatie van speelautomaten in speelzalen wordt vervijfvoudigd en bovendien een percentsgewijze belasting op diezelfde activiteit wordt ingevoerd, vormt een beperking van de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverrichting, voor zover zij het vrij verrichten van de exploitatie van speelautomaten in speelzalen verbiedt, belemmert of minder aantrekkelijk maakt, hetgeen aan de nationale rechter staat om na te gaan.

2)

Een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, waarbij de exploitatie van speelautomaten buiten casino’s wordt verboden zonder overgangsperiode of vergoeding van de exploitanten van speelzalen, vormt een beperking van de door artikel 56 VWEU gewaarborgde vrijheid van dienstverrichting.

3)

De beperkingen van de vrijheid van dienstverrichting die kunnen voortvloeien uit nationale wettelijke regelingen zoals die aan de orde in het hoofdgeding, kunnen slechts hun rechtvaardiging vinden in dwingende vereisten van algemeen belang voor zover de nationale rechter na een algehele beoordeling van de omstandigheden die samenhangen met de vaststelling en uitvoering van die wettelijke regelingen, vaststelt dat zij:

in de eerste plaats daadwerkelijk doelstellingen betreffende de bescherming van de consument tegen gokverslaving en de bestrijding van aan het spel verbonden criminaliteit en fraude nastreven, waarbij de omstandigheid dat een beperking van de kansspelactiviteiten bijkomstig ten goede komt aan de begroting van de betrokken lidstaat door de verhoging van de belastinginkomsten, niet belet dat die beperking kan worden geacht in de eerste plaats daadwerkelijk dergelijke doelstellingen na te streven;

die doelstellingen op samenhangende en stelselmatige wijze nastreven, en

beantwoorden aan de vereisten die voortvloeien uit de algemene rechtsbeginselen van het Unierecht, inzonderheid het beginsel van rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel, en het recht op eigendom.

4)

Artikel 1, punt 11, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/96/EG van de Raad van 20 november 2006, moet aldus worden uitgelegd dat:

de bepalingen van een nationale wettelijke regeling waarbij een forfaitaire belasting op de exploitatie van speelautomaten in speelzalen wordt vervijfvoudigd en bovendien een percentsgewijze belasting op diezelfde activiteit wordt ingevoerd, geen „technische voorschriften” in de zin van die bepaling zijn, en

de bepalingen van een nationale wettelijke regeling waarbij de exploitatie van speelautomaten buiten casino’s wordt verboden, „technische voorschriften” in de zin van die bepaling zijn, waarvan het ontwerp moet worden meegedeeld overeenkomstig artikel 8, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn.

5)

Artikel 56 VWEU strekt ertoe rechten toe te kennen aan particulieren, zodat bij schending ervan door een lidstaat, ook door zijn wetgevend optreden, voor hen een recht ontstaat op vergoeding door deze lidstaat van de wegens die schending geleden schade, voor zover er sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending en er een direct causaal verband bestaat tussen deze schending en de geleden schade, wat aan de nationale rechter staat om na te gaan.

6)

De artikelen 8 en 9 van richtlijn 98/34, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/96, strekken er niet toe rechten toe te kennen aan particulieren, zodat bij schending ervan door een lidstaat voor hen geen recht ontstaat om op grond van het Unierecht door deze lidstaat te worden vergoed voor de wegens die schending geleden schade.

7)

De omstandigheid dat nationale wettelijke regelingen zoals die in het hoofdgeding betrekking hebben op een gebied dat tot de bevoegdheid van de lidstaten behoort, heeft geen invloed op de antwoorden op de vragen van de verwijzende rechter.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 11 juni 2015 — Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)/Europese Commissie

(Zaak C-100/14 P) (1)

([Hogere voorziening - Arbitragebeding - Overeenkomsten Cocoon en Dicoems, gesloten in het kader van het zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) - Onregelmatigheden - Niet subsidiabele uitgaven - Opzegging van overeenkomsten])

(2015/C 270/12)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) (vertegenwoordigers: A. Franchi, L. Picciano en G. Gangemi, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Delaude en F. Moro, gemachtigden, bijgestaan door D. Gullo, avocat)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 129 van 28.4.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/12


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 11 juni 2015 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa — CAAD) — Portugal] — Lisboagás GDL, Sociedade Distribuidora de Gás Natural de Lisboa SA/Autoridade Tributária e Aduaneira

(Zaak C-256/14) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikelen 9, 73, 78, eerste alinea, onder a), en 79, eerste alinea, onder c) - Maatstaf van heffing - Bedrag van de door de concessiehouder van het gasdistributienet betaalde gemeenteheffingen voor het gebruik van de ondergrond opgenomen in de maatstaf van heffing voor de btw die van toepassing is op de door die onderneming aan het gasdistributiebedrijf geleverde dienst])

(2015/C 270/13)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa — CAAD)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lisboagás GDL, Sociedade Distribuidora de Gás Natural de Lisboa SA

Verwerende partij: Autoridade Tributária e Aduaneira

Dictum

De artikelen 9, lid 1, 73, 78, eerste alinea, onder a), en 79 eerste alinea, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, moeten aldus worden uitgelegd dat het bedrag aan belastingen — zoals die in het hoofdgeding — dat door de concessiehouder van het gasdistributienet aan de gemeenten wordt betaald voor het gebruik van het openbare domein van die gemeenten en dat vervolgens door die onderneming wordt doorberekend aan een andere, met de gasverkoop belaste onderneming en nadien door deze laatste aan de consument, moet worden opgenomen in de maatstaf van heffing voor de belasting over de toegevoegde waarde die op de dienstverrichting van de eerste aan de tweede van die ondernemingen toepasselijk is ingevolge artikel 73 van die richtlijn.


(1)  PB C 303 van 8.9.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/13


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 11 juni 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Vestre Landsret — Denemarken) — Skatteministeriet/Baby Dan A/S

(Zaak C-272/14) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Douane-Unie en gemeenschappelijk douanetarief - Gecombineerde nomenclatuur - Tariefindeling - Postonderverdelingen 7318 en 8302 - Speciaal ontworpen artikel voor de bevestiging van veiligheidshekken ter bescherming van kinderen))

(2015/C 270/14)

Procestaal: Deens

Verwijzende rechter

Vestre Landsret

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Skatteministeriet

Verwerende partij: Baby Dan A/S

Dictum

De gecombineerde nomenclatuur, opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals achtereenvolgens gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie van 20 september 2007 en verordening (EG) nr. 1031/2008 van de Commissie van 19 september 2008, moet aldus worden uitgelegd dat een artikel als in het hoofdgeding, waarmee afneembare veiligheidshekken voor kinderen kunnen worden bevestigd aan een muur of kozijn, moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 7318 van de gecombineerde nomenclatuur.


(1)  PB C 253 van 4.8.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/13


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 12 mei 2015 — Betriebsrat der Ruhrlandklinik gGmbH/Ruhrlandklinik gGmbH

(Zaak C-216/15)

(2015/C 270/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesarbeitsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Betriebsrat der Ruhrlandklinik gGmbH

Verwerende partij: Ruhrlandklinik gGmbH

Prejudiciële vraag

Is artikel 1, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid (1) van toepassing op de terbeschikkingstelling van een verenigingslid aan een andere onderneming om onder het vaktechnische en organisatorische gezag daarvan arbeid te verrichten, wanneer het verenigingslid zich bij het toetreden tot de vereniging ertoe heeft verplicht om zijn volledige arbeidskracht ook aan derden ter beschikking te stellen, waarvoor hij van de vereniging een maandelijkse vergoeding ontvangt die wordt berekend overeenkomstig de gebruikelijke criteria voor de desbetreffende werkzaamheden, en de vereniging voor de terbeschikkingstelling een vergoeding voor de personeelskosten van het verenigingslid alsook een vaste vergoeding voor administratieve kosten ontvangt?


(1)  PB L 327, blz. 9.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — SC Doris Spedition SRL/Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Galați

(Zaak C-234/15)

(2015/C 270/16)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Constanţa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SC Doris Spedition SRL

Verwerende partijen: Direcția Generală Regională a Finanțelor Publice Galați — Administrația Județeană a Finanțelor Publice Constanța — Serviciul fiscal orășenesc Hârșova

Interveniërende partij: Administrația Fondului pentru Mediu București

Prejudiciële vraag

Verzet artikel 110 VWEU zich tegen de invoering op grond van artikel 4, onder a), van Legea nr. 9/2012 van een heffing op verontreinigende emissies van uit de Gemeenschap afkomstige tweedehands motorvoertuigen die moet worden betaald bij de inschrijving volgens de wet, in de registers van de bevoegde autoriteit, van de verkrijging van het eigendomsrecht op een motorvoertuig als eerste eigenaar in Roemenië en de toekenning van een kentekenbewijs en een kentekennummer, alsook bij de overdracht van het eigendomsrecht op binnenlandse motorvoertuigen, tenzij een dergelijke heffing of een gelijksoortige heffing reeds is betaald?


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — Maria Bosneaga/Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

(Zaak C-235/15)

(2015/C 270/17)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Constanţa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Maria Bosneaga

Verwerende partijen: Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

Prejudiciële vraag

Verzet artikel 110 VWEU zich ertegen dat op grond van artikel 4, onder d), van OUG nr. 9/2013 een milieuheffing wordt ingevoerd die moet worden betaald bij de inschrijving van het eigendomsrecht op uit de Gemeenschap afkomstige tweedehands motorvoertuigen wanneer het om een motorvoertuig gaat waarvoor een rechterlijke instantie de teruggaaf van de heffing heeft gelast of waarvan zij de inschrijving zonder betaling van de bijzondere heffing op personenauto’s en motorvoertuigen, van de milieuheffing op motorvoertuigen of van de heffing op verontreinigende emissies van motorvoertuigen heeft gelast?


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Constanţa (Roemenië) op 21 mei 2015 — Dinu Antoci/Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

(Zaak C-236/15)

(2015/C 270/18)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Constanţa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Dinu Antoci

Verwerende partijen: Instituția Prefectului — Județul Constanța — Serviciul Public Comunitar Regim Permise de Conducere și Înmatriculare a Vehiculelor

Prejudiciële vraag

Verzet artikel 110 van het Verdrag [betreffende de werking] van de Europese Unie zich tegen de invoering op grond van artikel 4, onder a), van OUG nr. 9/2013 van een milieuheffing op uit de Gemeenschap afkomstige tweedehands motorvoertuigen die moet worden betaald bij de inschrijving, volgens de wet, in de registers van de bevoegde autoriteit van de verkrijging van het eigendomsrecht op een motorvoertuig als eerste eigenaar in Roemenië en de toekenning van een kentekenbewijs en een kentekennummer?


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/15


Hogere voorziening ingesteld op 22 mei 2015 door RFA International, LP tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 17 maart 2015 in zaak T-466/12, RFA/Europese Commissie

(Zaak C-239/15 P)

(2015/C 270/19)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: RFA International, LP (vertegenwoordigers: B. Evtimov, lawyer, Prof. D. O’Keeffe, Solicitor, E. Borovikov, lawyer)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht vernietigen;

wanneer dat gelet op het stadium van de procedure mogelijk is, einduitspraak doen op de middelen waarop rekwirante haar verzoek tot nietigverklaring heeft gebaseerd, en de in eerste aanleg bestreden besluiten gedeeltelijk nietig verklaren;

subsidiair, de zaak verwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beoordeling;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert aan dat het Gerecht bij de beoordeling in zijn arrest van de door rekwirante aangedragen middelen het Unierecht op de volgende wijzen heeft geschonden:

het Gerecht heeft een onjuiste juridische beoordeling gegeven van het standpunt van de Commissie over het belang dat voor de toepassing van artikel 2, lid 9, van verordening (EG) nr. 1225/2009 (1) („basisverordening antidumping”) toekomt aan het begrip „één enkele economische eenheid”, en heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zich te onthouden van een oordeel over de aan de rechtspraak in de zaken Interpipe en Nikopolsky ontleende argumenten van rekwirante, waardoor het recht van rekwirante op rechterlijke toetsing is aangetast;

het Gerecht heeft, mede in zijn beoordeling van de door hem onderzochte rechtspraak, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bewijslast ten aanzien van de omvang van de correcties op grond van artikel 2, lid 9, van de basisverordening antidumping te laten rusten op de belanghebbende partij die stelt dat de correctie wegens het bewezen bestaan van één enkele economische eenheid overdreven is;

het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het bestaan van één enkele economische eenheid in de bestreden besluiten en bij het Gerecht geen geschilpunt vormde, en door zijn oordeel te baseren op de aanname dat in de tekst van de bestreden besluiten niet ter sprake komt dat de Commissie het bestaan van één enkele economische eenheid zou hebben verworpen; het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de Commissie tot een dergelijke verwerping is gekomen in het kader van gelijktijdig tussentijds herzieningsonderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening antidumping ter zake van dezelfde invoer en hetzelfde onderzoekstijdvak.


(1)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (gecodificeerde versie) (PB L 343, blz. 51).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco (Spanje) op 1 juni 2015 — Gorka Salaberria Sorondo/Academia Vasca de Policía y Emergencias

(Zaak C-258/15)

(2015/C 270/20)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de la Comunidad Autónoma del País Vasco

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gorka Salaberria Sorondo

Verwerende partij: Academia Vasca de Policía y Emergencias

Prejudiciële vraag

Verdraagt de omstandigheid dat als voorwaarde voor deelname aan de selectieprocedure voor agenten van de Baskische autonome politie een leeftijdsgrens van maximaal 35 jaar is gesteld, zich met de aan de artikelen 2, lid 2, 4, lid 1, en 6, lid 1, onder c), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 (1) te geven uitlegging?


(1)  Richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303, blz. 16).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/17


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Vredegerecht te Ieper (België) op 1 juni 2015 — Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen NV tegen Gregory Demey

(Zaak C-261/15)

(2015/C 270/21)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Vredegerecht te Ieper

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen NV

Verweerder: Gregory Demey

Prejudiciële vraag

Verzet artikel 6.2, in fine, en bijlage I van de verordening (EG) nr. 1371/2007 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer zich tegen de Belgische nationale strafbepalingen […], op grond waarvan een treinreiziger zonder vervoerbewijs — noch regularisatie ervan binnen de reglementair voorziene termijnen — een strafrechtelijke inbreuk begaat, welke elke contractuele band tussen de vervoersmaatschappij en de treinreiziger uitsluit, zodat dienvolgens ook de rechtsbeschermingsbepalingen terzake van Europees en nationaal Belgisch recht die geënt zijn op die (exclusieve) contractuele band met deze consument […], aan de treinreiziger ontzegd worden.


(1)  PB L 315, blz. 14.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/17


Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg

(Zaak C-274/15)

(2015/C 270/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Dintilhac, C. Soulay, gemachtigden)

Verwerende partij: Groothertogdom Luxemburg

Conclusies

vaststellen dat het Groothertogdom, doordat de btw-regeling voor zelfstandige groeperingen van personen geldt zoals neergelegd in artikel 44, lid 1, onder y), van de wet van 12 februari 1979 op de btw, in de artikelen 1 tot en met 4 van de verordening van het Groothertogdom van 21 januari 2004 betreffende de btw-vrijstelling voor diensten die door zelfstandige groeperingen van personen worden verricht voor hun leden, in circulaire nr. 707 van 29 januari 2004 voor zover zij de artikelen 1 tot en met 4 van de verordening van het Groothertogdom toelicht, en in de nota van 18 december 2008 die door de werkgroep binnen het Comité d'Observation des Marchés (Cobma) is opgesteld met instemming van de Administration de l’Enregistrement et des Domaines, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten ingevolge de btw-richtlijn (1), inzonderheid de artikelen 2, lid 1, onder c), en 132, lid 1, onder f), de artikelen 1, lid 2, tweede alinea, 168, onder a), en 178, onder a), en de artikelen 14, lid 2, onder c), en 28 van die richtlijn;

het Groothertogdom Luxemburg verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens artikel 132, lid 1, onder f), van de btw-richtlijn verlenen de lidstaten vrijstelling van btw voor „diensten verricht door zelfstandige groeperingen van personen die een activiteit uitoefenen welke is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn, teneinde aan hun leden de diensten te verlenen die direct nodig zijn voor de uitoefening van voornoemde activiteit, wanneer die groeperingen van hun leden enkel terugbetaling vorderen van hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven, mits deze vrijstelling niet tot verstoring van de mededinging kan leiden”.

Volgens de Commissie strekt de btw-vrijstelling zich onder de Luxemburgse voorschriften niet enkel uit tot door de zelfstandige groepering van personen verrichte diensten die direct nodig zijn voor niet aan btw onderworpen of vrijgestelde activiteiten van haar leden.

Bovendien is de Commissie van oordeel dat onder de in Luxemburg geldende regeling de leden van een zelfstandige groepering van personen die belastbare activiteiten verrichten voor een deel van hun omzet, op de door hen verschuldigde btw in mindering kunnen brengen de btw die aan de zelfstandige groepering van personen in rekening wordt gebracht voor de goederen en diensten die zij van derden betrekt, ofschoon volgens artikel 168 van de btw-richtlijn aftrek van voorbelasting enkel is toegestaan indien de belastingplichtige goederen en diensten verwerft waarop btw rust en deze direct gebruikt ten behoeve van zijn belaste handelingen.

Tot slot merkt de Commissie op dat het nationale recht indruist tegen de artikelen 14, lid 2, onder c) en 28 van de btw-richtlijn, voor zover is bepaald dat ingeval een lid van een groepering van zelfstandige personen goederen en diensten van een derde betrekt in eigen naam, maar voor rekening van de groepering, de handeling waarbij dat lid de betrokken uitgaven aan de groepering toewijst niet aan btw is onderworpen.


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Letland) op 12 juni 2015 — SIA „Latvijas propāna gāze”/Valsts ieņēmumu dienests

(Zaak C-286/15)

(2015/C 270/23)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SIA „Latvijas propāna gāze”

Verwerende partij: Valsts ieņēmumu dienests

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de algemene interpretatieregels 2, onder b), en 3, onder b), die zijn neergelegd in verordening (EG) nr. 1031/2008 (1) van de Commissie van 19 september 2008 tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87 en in verordening (EG) nr. 948/2009 (2) van de Commissie van 30 september 2009 tot wijziging van bijlage I bij verordening nr. 2658/87, aldus worden uitgelegd dat wanneer het product (vloeibaar petroleumgas) zijn wezenlijk karakter ontleent aan alle bestanddelen van het gasmengsel als geheel en er geen enkel bestanddeel afzonderlijk kan worden geïdentificeerd als factor waaraan dat gas zijn wezenlijk karakter ontleent, moet worden aangenomen dat de factor waaraan het product zijn wezenlijk karakter ontleent in de zin van algemene interpretatieregel 3, onder b), de substantie is die verhoudingsgewijs in het mengsel overheerst?

2)

Volgt uit artikel 218, lid 1, onder d), van verordening (EEG) nr. 2454/93 (3) van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek dat de aangever van het product (vloeibaar petroleumgas) verplicht is om de procentuele hoeveelheid van de in het mengsel overheersende substanties nauwkeurig aan te geven?

3)

Indien de aangever van het product de procentuele hoeveelheid van de in het mengsel overheersende substanties niet nauwkeurig heeft aangegeven, geldt dan voor een gas dat voor 0,32 % uit metaan, ethaan en ethyleen, voor 58,32 % uit propaan en propyleen en voor hoogstens 39,99 % uit butaan en butyleen bestaat, de in casu door de aangever van het product toegepaste code 2711 19 00 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie dan wel de door de Valsts ieņēmumu dienests toegepaste code 2711 12 97?


(1)  Verordening (EG) nr. 1031/2008 van de Commissie van 19 september 2008 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 291, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 948/2009 van de Commissie van 30 september 2009 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 287, blz. 1).

(3)  PB L 253, blz. 1.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)

(Zaak C-299/15)

(2015/C 270/24)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Tribunal de première instance francophone de Bruxelles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL

Verwerende partijen: Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 101 VWEU (of artikel 102 VWEU) aldus worden uitgelegd dat de zogeheten break-evenregel van de UEFA zich niet verdraagt met deze bepaling van gemeenschapsrecht doordat de UEFA-regel leidt tot een beperking van de mededinging (of het misbruik van een machtspositie) — in het bijzonder „naar strekking” daar sprake is van een inperking van de mogelijkheden om te investeren — die (of dat) „naar strekking” de mededinging verstoort dan wel niet nodig is voor het bereiken van de door de UEFA beoogde doelen, namelijk zorgen voor de duurzame financiële stabiliteit van het clubvoetbal en de sportieve integriteit van de UEFA-competities, of, subsidiair, niet evenredig is in verhouding tot de te bereiken doelen?

2)

Moeten de artikelen 63 VWEU, 56 VWEU en 45 VWEU (en de artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) aldus worden uitgelegd dat de zogeheten break-evenregel van de UEFA zich niet verdraagt met deze bepalingen van gemeenschapsrecht doordat de UEFA-regel leidt tot belemmeringen voor het vrije verkeer (kapitaal, diensten, werknemers) die voor het bereiken van de door de UEFA beoogde doelen, namelijk zorgen voor de duurzame financiële stabiliteit van het clubvoetbal en de sportieve integriteit van de UEFA-competities, niet nodig zijn (en dus niet gerechtvaardigd zijn door „dwingende redenen van algemeen belang”), of, subsidiair, niet evenredig zijn in verhouding tot de te bereiken doelen?

3)

Moeten de hierboven genoemde bepalingen van gemeenschapsrecht (of sommige daarvan) aldus worden uitgelegd dat de artikelen 65 en 66 van de „UEFA Club Licensing and Financial Fair Play Regulations” (voor clubs geldende licentie-eisen en financiële voorschriften van de UEFA) zich niet verdragen met deze bepalingen (of sommige daarvan) doordat de UEFA-regel — zelfs in het geval dat daaruit voortvloeiende beperkingen of belemmeringen noodzakelijkerwijs samenhangen met de bescherming van de sportieve integriteit van de UEFA-clubcompetities — onevenredig en/of discriminerend is aangezien bepaalde schuldeisers bij voorrang worden betaald en niet-preferente schuldeisers, in het bijzonder spelersmakelaars, dus worden benadeeld?


Gerecht

17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/21


Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — Frankrijk/Commissie

(Gevoegde zaken T-425/04 RENV en T-444/04 RENV) (1)

((„Staatssteun - Financiële maatregelen ten gunste van France Télécom - Aanbod van een aandeelhoudersvoorschot - Publieke verklaringen van de Franse Staat - Beschikking waarbij de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard - Geen uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure - Rechten van de verdediging - Criterium van de voorzichtige particuliere investeerder - Normale marktvoorwaarden - Onjuiste rechtsopvattingen - Kennelijke beoordelingsfouten”))

(2015/C 270/25)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, D. Colas en J. Bousin, gemachtigden) (T-425/04 RENV) en Orange, voorheen France Télécom (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Hautbourg en S. Cochard-Quesson, advocaten) (zaak T-444/04 RENV)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Giolito en D. Grespan, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij Franse Republiek: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: T. Henze en J. Möller, gemachtigden, bijgestaan door U. Soltész, advocaat)

Voorwerp

Verzoeken tot nietigverklaring van beschikking 2006/621/EG van de Commissie van 2 augustus 2004 betreffende de door Frankrijk ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van France Télécom (PB 2006, L 257, blz. 11)

Dictum

1)

Artikel 1 van beschikking 2006/621/EG van de Commissie van 2 augustus 2004 betreffende de door Frankrijk ten uitvoer gelegde steunmaatregel ten gunste van France Télécom wordt nietig verklaard.

2)

Op de verzoeken tot nietigverklaring van artikel 2 van beschikking 2006/621 hoeft niet meer te worden beslist.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten en acht tiende van de kosten van de Franse Republiek en van Orange, voorheen France Télécom, dragen.

4)

De Franse Republiek en Orange, voorheen France Télécom, zullen elk twee tiende van hun eigen kosten dragen.

5)

De Bondsrepubliek Duitsland zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 19 van 22.1.2005.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/22


Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — National Lottery Commission/BHIM — Mediatek Italia en De Gregorio (Afbeelding van een hand)

(Zaak T-404/10 RENV) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapsbeeldmerk dat een hand weergeeft - Artikel 53, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Bestaan van een door het nationale recht beschermd ouder auteursrecht - Bewijslast - Toepassing van het nationale recht door het BHIM”])

(2015/C 270/26)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Gambling Commission, voorheen National Lottery Commission (Birmingham, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: R. Cardas, advocaat, en B. Brandreth, barrister)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Mediatek Italia Srl (Napels, Italië) en Giuseppe De Gregorio (Napels)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 9 juni 2010 (zaak R 1028/2009-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen Mediatek Italia Srl en Giuseppe De Gregorio enerzijds en National Lottery Commission anderzijds

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 9 juni 2010 (zaak R 1028/2009-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 328 van 4.12.2010.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/22


Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — Nederland e.a./Commissie

(Zaak T-186/13, T-190/13 en T-193/13) (1)

((„Staatssteun - Verkoop van grond - Steun toegekend aan Schouten-de Jong Bouwfonds door een publiek-privaat partnerschap dat door de Gemeente Leidschendam-Voorburg is opgericht - Verlaging van de verkoopprijs van de grond en kwijtschelding met terugwerkende kracht van de grondexploitatiebijdrage en kwaliteitsbijdrage - Besluit waarbij steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard en de terugvordering ervan wordt gelast - Begrip steunmaatregel - Criterium van de particuliere investeerder - Beoordeling met inachtneming van alle relevante aspecten van de betrokken operatie en de context ervan”))

(2015/C 270/27)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: M. Bulterman, B. Koopman en J. Langer, gemachtigden) (zaak T-186/13); Gemeente Leidschendam-Voorburg (Nederland) (vertegenwoordigers: A. de Groot en J.-K. Sluijs, advocaten) (zaak T-190/13); Bouwfonds Ontwikkeling BV (Hoevelaken, Nederland) en Schouten & De Jong Projectontwikkeling BV (Leidschendam, Nederland) (vertegenwoordigers: E. Pijnacker Hordijk en X. Reintjes, advocaten) (T-193/13)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P.J. Loewenthal en S. Noë, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit C(2013) 87 final van de Commissie van 23 januari 2013 betreffende steunmaatregel SA.24123 (2012/C) (ex 2011/NN) die Nederland ten uitvoer heeft gelegd — Vermeende verkoop van grond onder de marktprijs door de gemeente Leidschendam-Voorburg

Dictum

1)

Besluit C(2013) 87 final van de Commissie van 23 januari 2013 betreffende steunmaatregel SA.24123 (2012/C) (ex 2011/NN) die Nederland ten uitvoer heeft gelegd — Vermeende verkoop van grond onder de marktprijs door de Gemeente Leidschendam-Voorburg, wordt nietig verklaard.

2)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten en die van het Koninkrijk der Nederlanden, Gemeente Leidschendam-Voorburg, Bouwfonds Ontwikkeling BV en Schouten & De Jong Projectontwikkeling BV dragen.


(1)  PB C 156 van 1.6.2013.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/23


Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — Typke/Commissie

(Zaak T-214/13) (1)

([„Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Documenten betreffende vergelijkend onderzoek EPSO/AD/230-231/12 - Impliciete weigering van toegang - Weigering van toegang - In repliek ingediend verzoek tot aanpassing van de conclusies - Termijn - Intrekking van het impliciete besluit - Afdoening zonder beslissing - Begrip ‚document’ - Extractie en organisatie van in elektronische gegevensbanken opgeslagen informatie”])

(2015/C 270/28)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Rainer Typke (Hasbergen, Duitsland) (vertegenwoordigers: B. Cortese en A. Salerno, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Clotuche-Duvieusart en B. Eggers, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring, ten eerste, van het besluit van het secretariaat-generaal van de Commissie van 5 februari 2013 tot afwijzing van verzoekers eerste verzoek om toegang tot de documenten inzake de voorselectietests van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/230-231/12 (AD 5-AD 7) (Gestdem 2012/3258), en, ten tweede, van het impliciete besluit van het secretariaat-generaal van de Commissie, dat zou zijn genomen op 13 maart 2013, tot afwijzing van verzoekers tweede verzoek om toegang tot de documenten inzake diezelfde tests (Gestdem 2013/0068)

Dictum

1)

Er hoeft geen uitspraak meer te worden gedaan op de conclusies van het beroep tot nietigverklaring van het impliciete besluit tot weigering van toegang in de procedure GESTDEM 2013/0068.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

R. Typke wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 171 van 15.6.2013.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/24


Arrest van het Gerecht van 30 juni 2015 — La Rioja Alta/BHIM — Aldi Einkauf (VIÑA ALBERDI)

(Zaak T-489/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Nietigheidsprocedure - Gemeenschapswoordmerk VIÑA ALBERDI - Ouder nationaal beeldmerk VILLA ALBERTI - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Geen co-existentie van merken - Verwarringsgevaar”])

(2015/C 270/29)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: La Rioja Alta, SA (Haro, Spanje) (vertegenwoordiger: F. Pérez Álvarez, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: Ó. Mondéjar Ortuño, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Aldi Einkauf GmbH & Co. OHG (Essen, Duitsland)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 9 juli 2013 (zaak R 1190/2011-4) inzake een nietigheidsprocedure tussen Aldi Einkauf GmbH & Co. OHG en La Rioja Alta, SA

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

La Rioja Alta, SA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 282 van 25.8.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/24


Arrest van het Gerecht van 2 juli 2015 — BH Stores/BHIM — Alex Toys (ALEX)

(Zaak T-657/13) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ALEX - Nationale woord- en beeldmerken ALEX - Relatieve weigeringsgrond - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 - Ontvankelijkheid van het beroep bij de kamer van beroep - Motiveringsplicht - Artikel 75 van verordening nr. 207/2009 - Ontbreken van soortgelijkheid tussen de waren en de diensten die worden aangeduid door de conflicterende merken - Geen verwarringsgevaar”])

(2015/C 270/30)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: BH Stores BV (Curaçao, autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden) (vertegenwoordigers: T. Dolde, advocaat, en M. Hawkins, solicitor)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: L. Rampini, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Alex Toys, LLC (Wilmington, Delaware, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: G. Macías Bonilla, P. López Ronda, G. Marín Raigal en E. Armero, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 16 september 2013 (zaak R 1950/2012-2), inzake een oppositieprocedure tussen BH Stores BV en Alex Toys LLC

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

BH Stores BV wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen de door Alex Toys LLC in verband met de procedure voor de kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) gemaakte noodzakelijke kosten.


(1)  PB C 61 van 1.3.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/25


Arrest van het Gerecht van 29 juni 2015 — Grupo Bimbo/BHIM (vorm van een Mexicaanse tortilla)

(Zaak T-618/14) (1)

([„Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor een driedimensionaal gemeenschapsmerk - Vorm van een Mexicaanse tortilla - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009”])

(2015/C 270/31)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Grupo Bimbo, SAB de CV (Mexico, Mexico) (vertegenwoordiger: N. Fernández Fernández-Pacheco, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Palmero Cabezas, vervolgens J. Garrido Otaola, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 3 juni 2014 (zaak R 2449/2013 2) inzake een verzoek om inschrijving van een driedimensionaal teken in de vorm van een Mexicaanse tortilla

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Grupo Bimbo, SAB de CV wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 351 van 6.10.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/26


Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2015 — Segovia Bonet/BHIM — IES (IES)

(Zaak T-355/11) (1)

((„Gemeenschapsmerk - Oppositie - Intrekking van de oppositie - Afdoening zonder beslissing”))

(2015/C 270/32)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Jorge Segovia Bonet (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. López Camba en J. L. Rivas Zurdo, vervolgens J. L. Rivas Zurdo, E. Seijo Veiguela en I. Munilla Muñoz, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: IES Insurance Engineering Services Srl (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva, G. Locurto en M. Lucchini, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 29 maart 2011 (zaak R 749/2010-2) inzake een oppositieprocedure tussen Jorge Segovia Bonet en IES Insurance Engineering Services Srl

Dictum

1)

Op het beroep hoeft niet meer te worden beslist.

2)

De verzoekende partij en interveniënte zullen elk hun eigen kosten dragen alsook elk de helft van de kosten van de verwerende partij.


(1)  PB C 269 van 10.9.2011.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/26


Beschikking van het Gerecht van 1 juni 2015 — Polyelectrolyte Producers Group en SNF/Commissie

(Zaak T-573/14) (1)

((„Beroep tot nietigverklaring - Milieu - Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur - Producten van verwerkt papier - Verboden of beperkte stoffen en mengsels - Concentratiegrens van restmonomeren - Artikel 263, vierde alinea, VWEU - Geen rechtstreekse geraaktheid - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 270/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Polyelectrolyte Producers Group (Brussel, België) en SNF SAS (Andrézieux-Bouthéon, Frankrijk) (vertegenwoordigers: R. Cana en A. Patsa, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: K. Mifsud-Bonnici en G. Zavvos, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2014/256/EU van de Commissie van 2 mei 2014 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor producten van verwerkt papier (PB L 135, blz. 24)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Polyelectrolyte Producers Group en SNF SAS worden verwezen in hun eigen kosten en in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 409 van 17.11.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/27


Beschikking van de president van het Gerecht van 16 juni 2015 — Alcogroup en Alcodis/Commissie

(Zaak T-274/15 R)

((„Kort geding - Mededinging - Markt van bio-ethanol en van ethanol - Bestuurlijke procedure - Bevel om zich aan een inspectie te onderwerpen - Weigering om de onderzoeksmaatregelen op te schorten - Verzoek om voorlopige maatregelen - Niet-ontvankelijkheid”))

(2015/C 270/34)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Alcogroup (Brussel, België) en Alcodis (Brussel) (vertegenwoordigers: P. de Bandt, J. Dewispelaere en J. Probst, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Giolito, V. Bottka en F. Jimeno Fernández, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om voorlopige maatregelen ertoe strekkende, ten eerste, dat de tenuitvoerlegging wordt opgeschort van besluit (2015) 1769 final van de Commissie van 12 maart 2015, dat is gericht tot Alcogroup alsmede tot alle onder haar zeggenschap staande ondernemingen, daaronder begrepen Alcodis, inzake een procedure tot toepassing van artikel 20, lid 4, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (AT.40244 — AQUAVIT), en van haar besluit van 8 mei 2015 dat aan Alcogroup is gezonden in het kader van de onderzoeken AT.A0244 — Bio-ethanol — en AT.A0054 — Oil and Biofuel Markets, en, ten tweede, dat de Commissie wordt bevolen alle onderzoekshandelingen in het kader van de procedures AT.A0054 en AT.A0244 op te schorten,

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/28


Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Universiteit Antwerpen/REA

(Zaak T-208/15)

(2015/C 270/35)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Universiteit Antwerpen (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: P. Teerlinck en P. de Bandt, advocaten)

Verwerende partij: Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

Conclusies

Vaststellen dat subsidieovereenkomst nr. 238214 „C7” (Cerebellar-Cortical Control: Cells, Circuits, Computation, and Clinic) en subsidieovereenkomst nr. 238686 „CEREBNET” (Timing and plasticity in the olivo-cerebellar system), die zijn gesloten in het kader van het zevende kaderprogramma (FP7-PEOPLE-ITN-2008) met het oog op ondersteuning van de opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers en van netwerken voor initiële opleiding, niet aldus kunnen worden uitgelegd dat zij de begunstigden verplichten beginnende onderzoekers uitsluitend binnen de eigen instelling op te leiden, en derhalve bevestigen dat REA een deel van de kosten die verband houden met de opleiding van beginnende onderzoekers niet als niet-subsidiabel mag afwijzen op basis van deze uitlegging;

gelasten dat REA de kosten betaalt die verband houden met de opleiding van beginnende onderzoekers zoals gedeclareerd door verzoekster in het kader van de subsidieovereenkomsten „C7” en „CEREBNET”, vermeerderd met de interesten vanaf de datum dat de betalingen verschuldigd waren;

REA verwijzen in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan.

1.

Eerste middel: het standpunt van REA is gegrond op een onjuiste uitlegging van de subsidieovereenkomsten „C7” en „CEREBNET”. Dit eerste middel bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste is het in strijd met de doelstellingen van het zevende kaderprogramma, het programma „Mensen”, het werkprogramma „Mensen” en het Europese Handvest voor Onderzoekers om de opleiding te beperken tot opleiding binnen de instelling van de begunstigde. Ten tweede kan uit de bepalingen van de subsidieovereenkomsten en de handleiding voor aanvragers worden afgeleid dat de verplichting voor de begunstigden om opleiding te verstrekken ook buiten hun eigen instelling kan worden vervuld. Ten derde vermeldt geen enkele bepaling van de subsidieovereenkomsten of andere toepasselijke instrumenten dat de opleiding uitsluitend binnen de instelling van de begunstigde mag worden verstrekt.

2.

Tweede middel: door haar uitlegging schendt REA het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/28


Beroep ingesteld op 24 april 2015 — Deutsche Telekom/Commissie

(Zaak T-210/15)

(2015/C 270/36)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Deutsche Telekom AG (Bonn, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Rosenfeld en O. Corzilius, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 17 februari 2015 betreffende verzoeksters vraag om toegang tot documenten overeenkomstig verordening (EG) nr. 1049/2001 (GESTDEM 2014/4555);

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het verzoek om toegang tot documenten heeft betrekking op een procedure inzake misbruik van een machtspositie krachtens artikel 102 VWEU.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zeven middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) en niet-nakoming van de motiveringsplicht

Verzoekster betoogt met dit middel dat de Commissie ten onrechte niet heeft onderzocht of voldaan is aan de restrictieve voorwaarden van de specifieke uitzonderingsregeling ter bescherming van besluitvormingsprocessen, hoewel die bepaling het onderhavige geval, waarin na beëindiging van de procedure om openbaarmaking van documenten wordt verzocht, uitdrukkelijk regelt. Voorts heeft de Commissie deze handelwijze niet gemotiveerd.

2.

Tweede middel: schending van artikel 4, lid 2, eerste en derde streepje, van verordening nr. 1049/2001 doordat de uitzonderingsregelingen niet van toepassing zijn

Verzoekster betoogt dat de Commissie de uitzonderingsregelingen tot voorkoming dat de bescherming van de commerciële belangen van derden en van het doel van onderzoeken wordt ondermijnd, ten onrechte op documenten van een beëindigde procedure van toepassing heeft geacht doordat zij zich heeft gebaseerd op een algemeen vermoeden. Aldus is zij de verplichting om de documenten waarop het verzoek om toegang betrekking had, concreet en individueel te onderzoeken, niet nagekomen. De Commissie heeft voorts niet aangetoond dat de beschermde belangen concreet dreigden te worden ondermijnd.

3.

Derde middel: schending van artikel 4, lid 2, in fine, van verordening nr. 1049/2001 doordat een hoger openbaar belang openbaarmaking van de informatie gebiedt

Verzoekster voert met dit middel aan dat een hoger openbaar belang openbaarmaking van de gevraagde documenten gebiedt. Dat hoger openbaar belang betreft de bevordering van behoorlijk bestuur, de tenuitvoerlegging van handhavingsmaatregelen, het onderzoek van eventuele schadevorderingen alsook de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing van bestuurshandelingen. Verzoekster is van mening dat zij niet in staat is de haar betreffende bestuurshandeling van de Commissie te controleren wanneer zij geen toegang krijgt tot de documenten.

4.

Vierde middel: schending van artikel 4, lid 4, van verordening nr. 1049/2001 door derden niet te raadplegen

Met dit middel stelt verzoekster dat de Commissie ten onrechte derden niet heeft geraadpleegd over de openbaarmaking van de hen betreffende documenten.

5.

Vijfde middel: schending van artikel 4, lid 6, van verordening nr. 1049/2001 doordat geen gedeeltelijke toegang is verleend

Met dit middel wordt bekritiseerd dat de Commissie ten onrechte gedeeltelijke toegang tot documenten heeft geweigerd.

6.

Zesde middel: schending van het primaire recht door schending van het grondrecht van inzage in documenten als bedoeld in artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van het transparantievereiste krachtens artikel 15, lid 3, VWEU

Verzoekster betoogt dat het recht op toegang tot de gevraagde documenten (subsidiair) rechtstreeks uit het primaire recht kan worden afgeleid en dat op grond daarvan toegang moet worden verleend. De volledige weigering van toegang maakt onevenredig inbreuk op het fundamentele recht van inzage in documenten als bedoeld in artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Verordening nr. 1049/2001 dient te worden uitgelegd in het licht van de betekenis van dit grondrecht en van het in artikel 15, lid 3, VWEU neergelegde transparantievereiste.

7.

Zevende middel: schending van artikel 8 van verordening nr. 1049/2001 doordat de geldende termijnen niet in acht zijn genomen

Verzoekster stelt met dit middel dat de Commissie de bindende regeling inzake de termijnen heeft geschonden doordat zij het confirmatieve verzoek niet binnen de gestelde termijnen heeft behandeld en de termijnen zonder reden meermaals heeft verlengd.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/30


Beroep ingesteld op 9 mei 2015 — Systema Teknolotzis kai Pliroforikis/Commissie

(Zaak T-234/15)

(2015/C 270/37)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Systema Teknolotzis AE Efarmogon Ilektronikis kai Plirofori (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: E. Georgilas, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het onderhavige beroep toewijzen;

het besluit van de Commissie van 10 maart 2015 [SG-Greffe(2015) D/3003/11 maart 2015] betreffende de terugvordering bij verzoekster van het totaalbedrag van zevenhonderdzestienduizend driehonderdvierendertig EUR en vijf cent (716 334,05 EUR) vermeerderd met rente, nietig verklaren, en

verweerster verwijzen in de kosten van het geding en algemeen in alle proceskosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep voert verzoekster drie middelen tot nietigverklaring aan.

1.

Het eerste middel betreft schending van artikel 89 van verordening nr. 1268/2012 (1) en van de motiveringsplicht (artikel 296 VWEU). Verzoekster betoogt dat in het bestreden besluit niet voldoende, niet specifiek en niet nauwkeurig is gemotiveerd waarom haar verzoek betreffende de terugbetaling van haar schuld in het kader van een akkoord over de schuldregeling gespreid over zeven jaar, voor de projecten PlayMancer en MOBISERV, was afgewezen. Ook voor het project PowerUp wijst het bestreden besluit haar verzoek betreffende de terugbetaling van het verschuldigde bedrag gespreid over drie jaar, impliciet af.

2.

Het tweede middel is gebaseerd op onjuist gebruik en/of overschrijding van de grenzen van de beoordelingsbevoegdheid en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur. Verzoekster betoogt dat de Commissie bij de vaststelling van het bestreden besluit geen rekening heeft gehouden met belangrijke factoren, dat zij voorbij is gegaan aan belangrijke gegevens die aan haar waren overgelegd en dat zij oplossingen heeft vastgesteld die onvermijdelijk tot de financiële ondergang van verzoekster leiden.

3.

Het derde middel betreft schending van het evenredigheidsbeginsel. Verzoekster betoogt dat het bestreden besluit geen noodzakelijke maatregel is om het nagestreefde begrotingsdoel te bereiken en haar wezenlijke belangen op buitensporige wijze aantast doordat haar voortbestaan en de voortzetting van haar activiteiten als bedrijfs- en productie-eenheid worden bedreigd.


(1)  Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362, blz. 1).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/31


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Luchtbanden voor autowielen)

(Zaak T-279/15)

(2015/C 270/38)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pirelli Tyre SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva en G. Fucci, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken model: gemeenschapsmodel (Luchtbanden voor autowielen) — gemeenschapsmodel nr. 4 692-0001

Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 8 januari 2015 in zaak R 1285/2014-3

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het verzoek om herstel in de vorige toestand dat Pirelli Tyre SpA krachtens artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen heeft ingediend, toe te wijzen, en vast te stellen dat de betaling van de vernieuwingstaks voor het tweede tijdvak van vijf jaar regelmatig is verricht via girorekening nr. 000069 op naam van Bugnion SpA, en dat de aan het model verbonden rechten dus nog steeds gelden;

het BHIM te verwijzen in de door Pirelli Tyre SpA in de onderhavige procedure gemaakte kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/32


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Loopvlak)

(Zaak T-280/15)

(2015/C 270/39)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pirelli Tyre SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva en G. Fucci, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken model: gemeenschapsmodel (Loopvlak) — gemeenschapsmodel nr. 4 692-0002

Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 8 januari 2015 in zaak R 1286/2014-3

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het verzoek om herstel in de vorige toestand dat Pirelli Tyre SpA krachtens artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen heeft ingediend, toe te wijzen, en vast te stellen dat de betaling van de vernieuwingstaks voor het tweede tijdvak van vijf jaar regelmatig is verricht via girorekening nr. 000069 op naam van Bugnion SpA, en dat de aan het model verbonden rechten dus nog steeds gelden;

het BHIM te verwijzen in de door Pirelli Tyre SpA in de onderhavige procedure gemaakte kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/32


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Luchtbanden voor autowielen)

(Zaak T-281/15)

(2015/C 270/40)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pirelli Tyre SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva en G. Fucci, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken model: gemeenschapsmodel (Luchtbanden voor autowielen) — gemeenschapsmodel nr. 4 700-0001

Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2015 in zaak R 1287/2014-3

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het verzoek om herstel in de vorige toestand dat Pirelli Tyre SpA krachtens artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen heeft ingediend, toe te wijzen, en vast te stellen dat de betaling van de vernieuwingstaks voor het tweede tijdvak van vijf jaar regelmatig is verricht via girorekening nr. 000069 op naam van Bugnion SpA, en dat de aan het model verbonden rechten dus nog steeds gelden;

het BHIM te verwijzen in de door Pirelli Tyre SpA in de onderhavige procedure gemaakte kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/33


Beroep ingesteld op 26 mei 2015 — Pirelli Tyre/BHIM (Loopvlak)

(Zaak T-282/15)

(2015/C 270/41)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pirelli Tyre SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva en G. Fucci, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken model: gemeenschapsmodel (Loopvlak) — gemeenschapsmodel nr. 4 700-0002

Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 11 februari 2015 in zaak R 1288/2014-3

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het verzoek om herstel in de vorige toestand dat Pirelli Tyre SpA krachtens artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen heeft ingediend, toe te wijzen, en vast te stellen dat de betaling van de vernieuwingstaks voor het tweede tijdvak van vijf jaar regelmatig is verricht via girorekening nr. 000069 op naam van Bugnion SpA, en dat de aan het model verbonden rechten dus nog steeds gelden;

het BHIM te verwijzen in de door Pirelli Tyre SpA in de onderhavige procedure gemaakte kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 67 van verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/34


Beroep ingesteld op 8 juni 2015 — Jochen Schweizer/BHIM (Du bist, was du erlebst.)

(Zaak T-301/15)

(2015/C 270/42)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Jochen Schweizer GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. González Hähnlein, Rechtsanwalt)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „Du bist, was du erlebst.” — inschrijvingsaanvraag nr. 13 250 865

Bestreden beslissing: beslissing van de Vierde kamer van beroep van het BHIM van 9 april 2015 in zaak R 3114/2014-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/34


Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — Airdata/Commissie

(Zaak T-305/15)

(2015/C 270/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Airdata AG (Leinfelden-Echterdingen, Duitsland) (vertegenwoordigers: E. Niitväli en M. Reysen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2014) 443 final van de Commissie van 2 juli 2014, dat in de zaak M.7018 Telefonica Deutschland/E Plus overeenkomstig artikel 8, lid 2, van verordening (EG) nr. 139/2004 (1) is vastgesteld en op 13 maart 2015 is gepubliceerd, nietig verklaren, en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van een belangrijke procedurele verplichting, zoals gedefinieerd in artikel 296, tweede alinea, VWEU, met betrekking tot het bestreden besluit, omdat de Commissie niet toereikend heeft gemotiveerd waarom zij de maatregel heeft genomen.

De Commissie heeft geen voldoende duidelijke en toereikende motivering gegeven voor haar besluit om bepaalde verbintenissen te aanvaarden die beoogden de ernstige zorgen met betrekking tot de mededinging die door haar in de loop van het concentratiecontrole-onderzoek waren geïdentificeerd, weg te nemen. In het besluit is met name niet gemotiveerd waarom de Commissie veronderstelt dat een derde partij als begunstigde van de verbintenissen in staat zou zijn om met de betrokken activa doeltreffend te concurreren.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft niet voldaan aan haar plicht om de wet juist toe te passen, omdat in haar besluit Uniebepalingen met betrekking tot concentratiecontrole inhoudelijk onjuist zijn toegepast.

Sommige onderdelen van de verbintenissen zullen hoogstwaarschijnlijk niet worden uitgevoerd, andere zullen slechts de status quo handhaven, maar niet bijdragen aan een intensievere mededinging. De resterende onderdelen zijn onvoldoende om het ernstige nadeel voor de mededinging dat door de transactie in kwestie is veroorzaakt, weg te nemen.


(1)  Verordening van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24, blz. 1).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/35


Beroep ingesteld op 5 juni 2015 — 1&1 Telecom/Commissie

(Zaak T-307/15)

(2015/C 270/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: 1&1 Telecom GmbH (Montabaur, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Murach, J. Schmidt en R. Klotz, advocaten, en P. Alexiadis, solicitor)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2014) 4443 van de Europese Commissie van 2 juli 2014 in zaak nr. COMP/M.7018 — Telefónica Deutschland/E-Plus (het „besluit”), waarbij de concentratie van Telefónica Deutschland Holding AG en EPlus Mobilfunk GmbH & Co. KG, onder voorbehoud van naleving door Telefónica van de in de bijlagen bij het besluit vermelde toezeggingen, verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst, en

verwijzing van de Commissie in haar eigen kosten en in die van verzoekende partij.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: met de vaststelling of de concentratie aanleiding geeft tot een significante belemmering van daadwerkelijke mededinging, heeft de Commissie wezenlijke procedurevereisten geschonden door niet te motiveren, met inbegrip van haar zorgplicht, en heeft zij een kennelijke fout gemaakt in de toepassing van de EU-regels inzake controle op concentraties, met betrekking tot:

het achterwege laten van een analyse van de verticale gevolgen van de concentratie;

de ontoereikende motivering ter ondersteuning van de conclusie dat niet hoefde te worden vastgesteld of de concentratie aanleiding geeft tot een significante belemmering van daadwerkelijke mededinging op de wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw in Duitsland, en

de ontoereikende motivering met betrekking tot conclusies die zijn getrokken aangaande horizontale gecoördineerde gevolgen op de wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw en op de retailmarkt voor mobiele telecommunicatie in Duitsland.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft blijk gegeven van ernstige onjuiste rechtsopvattingen en kennelijke beoordelingsfouten, toen zij

Telefónica’s definitieve toezeggingen aanvaardde;

tot de slotsom kwam dat met deze definitieve toezeggingen volledig zou worden tegemoet gekomen aan de significante belemmering van daadwerkelijke mededinging, en

onder voorbehoud van naleving door Telefónica van de definitieve toezeggingen toestemming gaf voor de concentratie.

3.

Derde middel: met het nemen van het besluit heeft de Commissie misbruik gemaakt van haar bevoegdheden door rekening te houden met beleidsoverwegingen die geen verband houden met mededinging in plaats van de mededingingsdoeleinden van de Verdragen en de EU-concentratieverordening (1) na te streven.

(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (PB L 24, blz. 1).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/36


Beroep ingesteld op 3 juni 2015 — Reisenthel/BHIM (keep it easy)

(Zaak T-308/15)

(2015/C 270/45)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Peter Reisenthel (Gilching, Duitsland) (vertegenwoordiger: E. Aliki Busse, Rechtsanwältin)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „keep it easy” — inschrijvingsaanvraag nr. 12 877 924

Bestreden beslissing: beslissing van de Vijfde kamer van beroep van het BHIM van 26 maart 2015 in zaak R 2659/2014-5

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/37


Hogere voorziening ingesteld op 5 juni 2015 door CW tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 maart 2015 in zaak F-124/13, CW/Parlement

(Zaak T-309/15 P)

(2015/C 270/46)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij: CW (Brussel, België) (vertegenwoordiger: C. Bernard-Glanz, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

de hogere voorziening ontvankelijk te verklaren;

het bestreden arrest te vernietigen;

het betwiste besluit en het besluit tot afwijzing van de klacht nietig te verklaren;

een schadevergoeding toe te kennen, en

het Europees Parlement te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van het bewijsmateriaal door het Gerecht voor ambtenarenzaken alsmede aan een onjuiste rechtsopvatting, daar het heeft geoordeeld dat het tot aanstelling bevoegd gezag in het besluit tot afwijzing van de klacht de inhoud van het besluit houdende weigering van bijstand wilde bekrachtigen.

2.

Tweede middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van het bewijsmateriaal door het Gerecht voor ambtenarenzaken alsmede aan een onjuiste rechtsopvatting, daar het heeft geoordeeld dat het Parlement geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij de keuze van de maatregelen en methodes voor de toepassing van artikel 24 van het Ambtenarenstatuut.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/37


Beroep ingesteld op 9 juni 2015 — Market Watch/BHIM — Glaxo Group (MITOCHRON)

(Zaak T-312/15)

(2015/C 270/47)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Market Watch Franchise & Consulting, Inc. (Freeport, Bahama's) (vertegenwoordiger: J. Korab, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Glaxo Group Ltd (Brentford, Verenigd Koninkrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Aanvrager: verzoekende partij

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „MITOCHRON” — inschrijvingsaanvraag nr. 11 200 078

Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 20 maart 2015 in zaak R 507/2014-2

Conclusies

toewijzing van het beroep;

vernietiging van de bestreden beslissing en volledige afwijzing van de vordering van de andere partij voor de kamer van beroep;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerd middel

De conflicterende tekens stemmen niet dermate overeen dat zij kunnen worden verward.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/38


Beroep ingesteld op 23 juni 2015 — Volkswagen/BHIM — Bagpax Cargo Systems (BAG PAX)

(Zaak T-324/15)

(2015/C 270/48)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Volkswagen AG (Wolfsburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: U. Sander, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Bagpax Cargo Systems e.K. (Saarlouis, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: gemeenschapswoordmerk „BAG PAX”

Procedure voor het BHIM: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 23 april 2015 in zaak R 1971/2014-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van het BHIM in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 15, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/39


Beroep ingesteld op 1 juli 2015 — Frankrijk/Commissie

(Zaak T-344/15)

(2015/C 270/49)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Franse Republiek (vertegenwoordigers: F. Alabrune, G. de Bergues, D. Colas en F. Fize, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit GESTDEM 2014/6046 van de Europese Commissie van 21 april 2015 betreffende het confirmatieve verzoek om toegang tot documenten op grond van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 4, lid 5, van verordening (EG) nr. 1049/2001 (1), dat bepaalt dat een lidstaat de instelling kan verzoeken om een van deze lidstaat afkomstig document niet zonder zijn voorafgaande toestemming openbaar te maken.

2.

Tweede, subsidiair aangevoerde middel, ontleend aan schending van de motiveringsplicht wat betreft het niet toepassen van de uitzondering vervat in artikel 4, lid 2, derde streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001.

3.

Derde, meer subsidiair aangevoerde middel, ontleend aan schending van artikel 4, lid 2, tweede en derde streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001. Verzoekster betoogt dat de Commissie de toegang tot de door de Franse autoriteiten in het kader van de procedure van richtlijn 98/34/EG (2) toegezonden documenten had kunnen weigeren, aangezien die procedure een onderzoek in de zin van genoemd artikel vormt.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).

(2)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204, blz. 37).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/40


Beroep ingesteld op 18 juni 2015 — Uganda Commercial Impex/Raad

(Zaak T-347/15)

(2015/C 270/50)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Uganda Commercial Impex (UCI) Ltd (Kampala, Oeganda) (vertegenwoordigers: A. Meskarian, S. Zaiwalla, P. Reddy, K. Mittal, Solicitors, en R. Blakeley, Barrister)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit (GBVB) 2015/620 (1) van de Raad en uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/614 (2) van de Raad nietig verklaren, voor zover zij betrekking hebben op UCI (daaronder begrepen de opname van UCI in punt b) 9 van de bijlage bij het besluit en de verordening);

voor zover als nodig, verklaren dat artikel 9, lid 1, van verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 (zoals gewijzigd) niet van toepassing is op UCI;

de Raad verwijzen in de kosten van UCI.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.

De Raad heeft geen onafhankelijke beoordeling of althans geen adequate onafhankelijke beoordeling verricht van de plaatsing van UCI op een lijst, zoals van hem werd verwacht.

2.

Hoe dan ook heeft de Raad blijk gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling en/of is de plaatsing van UCI op een lijst onrechtmatig omdat in het geval van UCI niet aan de voorwaarden voor plaatsing op een lijst is voldaan.

3.

De procedurele rechten van UCI, meer in het bijzonder haar rechten van verdediging en haar recht op effectieve rechterlijke bescherming zijn geschonden en de Raad heeft geen toereikende motivering gegeven.

4.

De plaatsing van UCI op een lijst schendt hoe dan ook de grondrechten van UCI en het evenredigheidsbeginsel.


(1)  Besluit (GBVB) 2015/620 van de Raad van 20 april 2015 houdende wijziging van besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo (PB L 102, blz. 43).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/614 van de Raad van 20 april 2015 tot uitvoering van artikel 9, lid 4, van verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (PB L 102, blz. 10).


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/41


Beroep ingesteld op 30 juni 2015 — Perry Ellis International Group/BHIM — CG (P)

(Zaak T-350/15)

(2015/C 270/51)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Perry Ellis International Group Holdings Limited (Nassau, Bahamas) (vertegenwoordigers: O. Günzel en V. Ahmann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: CG verwaltungsgesellschaft mbH (Gevelsberg, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het BHIM

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: gemeenschapsbeeldmerk in zwart-wit met het woordelement „P” — inschrijvingsaanvraag nr. 10 889 723

Procedure voor het BHIM: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 28 april 2015 in zaak R 2441/2014-4

Conclusies

vernietiging van de bestreden beslissing;

verwijzing van verweerder en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/42


Beschikking van het Gerecht van 29 juni 2015 — Evropaïki Dynamiki/EIB

(Zaak T-51/13) (1)

(2015/C 270/52)

Procestaal: Grieks

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 86 van 23.3.2013.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/42


Beschikking van het Gerecht van 8 juni 2015 — Duitsland/Commissie

(Zaak T-134/14) (1)

(2015/C 270/53)

Procestaal: Duits

De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 142 van 12.5.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/42


Beschikking van het Gerecht van 25 juni 2015 — Seca Benelux e.a./Parlement

(Zaak T-311/14) (1)

(2015/C 270/54)

Procestaal: Frans

De president van de Vierde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 194 van 24.6.2014.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/42


Beschikking van het Gerecht van 19 juni 2015 — Delta Group agroalimentare/Commissie

(Zaak T-820/14) (1)

(2015/C 270/55)

Procestaal: Italiaans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 65 van 23.2.2015.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/42


Beschikking van het Gerecht van 19 juni 2015 — Pollo Delta di Scabin Giancarlo e C./Commissie

(Zaak T-821/14) (1)

(2015/C 270/56)

Procestaal: Italiaans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 65 van 23.2.2015.


Gerecht voor ambtenarenzaken

17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/43


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 8 juli 2015 — DP/ACER

(Zaak F-34/14) (1)

((Openbare dienst - Personeel van ACER - Arbeidscontractant - Niet-verlenging van een overeenkomst - Beroep tot nietigverklaring - Ontvankelijkheid van het beroep - Exceptie van onwettigheid van artikel 6, lid 2, van de AUB van ACER gelet op artikel 85, lid 1, RAP - Beroep tot schadevergoeding - Opzeggingstermijn - Immateriële schade - Schadevergoeding))

(2015/C 270/57)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: DP (vertegenwoordiger: S. Pappas, advocaat)

Verwerende partij: Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (vertegenwoordigers: P. Martinet en S. Vaona, gemachtigden, D. Waelbroeck en A. Duron, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit om verzoeksters overeenkomst van arbeidscontractante niet te verlengen en vergoeding van de schade

Dictum

1)

Het besluit van 20 december 2013 waarbij de directeur van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators heeft geweigerd om de overeenkomst van DP te verlengen wordt nietig verklaard.

2)

Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 7 000 EUR aan DP.

3)

Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van DP.


(1)  PB C 184 van 16.6.2014, blz. 46.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/43


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 7 juli 2015 —  WR (*1)/Commissie

(Zaak F-53/14) (1)

((Openbare dienst - Bezoldiging - Gezinstoelagen - Toelage voor een kind ten laste - Artikel 2, lid 4, van bijlage VII bij het Statuut - Met een kind ten laste gelijkgesteld persoon - Persoon ten aanzien van wie de ambtenaar een wettelijke onderhoudsplicht heeft welke hem zware lasten oplegt - Voorwaarden voor toekenning - Intrekking van de toelage - Terugvordering van het onverschuldigd betaalde op grond van artikel 85 van het Statuut))

(2015/C 270/58)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: WR (*1) (vertegenwoordiger: V. Simeons, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. S. Bohr en A.-C. Simon, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van, ten eerste, de besluiten tot intrekking van de toelage voor een persoon ten laste die verzoekster ten behoeve van haar moeder was toegekend en van haar dekking door het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de Europese instellingen (GSZV) alsmede, ten tweede, de besluiten tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

 WR (*1) draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.


(*1)  Informatie gewist in het kader van de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

(1)  PB C 421 van 24.11.2014, blz. 58.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/44


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 9 juli 2015 — De Almeida Pereira/Eurojust

(Zaak F-142/14) (1)

((Openbare dienst - Personeel van Eurojust - Tijdelijk functionaris - Kennisgeving van vacature - Selectieprocedure van kandidaten - Onderzoek van de sollicitaties door een selectiecomité - Toelating tot de volgende fase van de selectieprocedure - Voorwaarde - Beoordeling van de selectiecriteria - Vereiste minimum aantal punten - Afwijzing van sollicitatie - Beroep kennelijk rechtens ongegrond - Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering))

(2015/C 270/59)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Manuel Antonio De Almeida Pereira (Voorburg, Nederland) (vertegenwoordiger: E. H. Schulze, advocaat)

Verwerende partij: Eurojust (vertegenwoordigers: C. Deboyser en J. Carmona-Bermejo, gemachtigden, B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoeker in het kader van zijn sollicitatie naar het ambt van adviseur bij het Bureau van de voorzitter van Eurojust niet toe te laten tot de tweede fase van de selectieprocedure

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard.

2)

De Almeida Pereira draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van Eurojust.


(1)  PB C 81 van 9.3.2015, blz. 30.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/45


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2015 — Vecchio/Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL

(Zaak F-75/14) (1)

(2015/C 270/60)

Procestaal: Grieks

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 431 van 1.12.2014, blz. 48.


17.8.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 270/45


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2015 — Vecchio/Gemeenschappelijke Onderneming ECSEL

(Zaak F-29/15) (1)

(2015/C 270/61)

Procestaal: Grieks

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 146 van 4.5.2015, blz. 50.